link naar Home Page  Bijbelstudies - startmenu  

 

 Helpdesk    Site info    Zoeken    Extra  

 

 

 

1.8.3. Gods volk Israël

Inhoud:

- Voorbereidingsfase - aartsvaders
- Volk van God
- Aards koninkrijk
- Eerste koningen van Israël
- Latere koningen van Israël
- Na de komst van Jezus
- Eeuwenlange strijd van het volk Israël
- Toekomstverwachting voor het volk Israël


Dit onderwerp sluit aan bij onderwerp 'Het Oude Verbond' in hoofdstuk 'Gods verbonden'.

Voorbereidingsfase - aartsvaders

 

God riep Abraham uit zijn geboorteland om hem naar het land Kanaän te brengen, de woonplek die God had uitgekozen voor zijn uitverkoren volk. God sloot een verbond met Abraham:

"... Ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen. Heel Kanaän, het land waar je nu als vreemdeling woont, zal ik jou en je nakomelingen voor altijd in bezit geven, en ik zal hun God zijn." (Genesis 17:7-8, NBV2004)

God openbaarde zich ook aan zijn zoon Isaak en kleinzoon Jakob, die samen met Abraham de drie aartsvaders worden genoemd, omdat zij de stamvaders van het volk Israël waren (Genesis 24-35). Na een hongersnood trok Abrahams kleinzoon, Jakob, met een familie van 70 personen naar Egypte om zich daar te vestigen (Genesis 46-50). Daar breidde de familie zich uit tot een miljoenenvolk: het volk Israël (Exodus 1:1-7).

De satan had natuurlijk heel goed door dat dit volk van strategisch belang was voor Gods koninkrijk en verklaarde het volk de oorlog. Zijn eerste handlanger om Gods volk te bestrijden was de farao van Egypte, die de Israëlieten onderdrukte en tot zware dwangarbeid dwong (Exodus 1:8-22). Uiteindelijk beval de farao dat alle pasgeboren jongetjes van de Israëlieten moesten worden gedood. Het volk werd dus met uitsterven bedreigd, en niet voor het laatst.

Zie ook onderwerp 'Verbond met Abraham' in hoofdstuk 'Gods verbonden'.

Volk van God

 

God riep Mozes als leider en profeet, en gaf hem de opdracht het volk uit Egypte weg te voeren. Door de hand van Mozes deed God tien plagen over Egypte komen om druk uit te oefenen op de farao (Exodus 7-12). Uiteindelijk liet de farao de Israëlieten gaan (Exodus 13), maar hij ging het volk Israël later met een leger achterna in de woestijn. Zijn macht over het volk Israël werd definitief gebroken toen het volk Israël over een drooggemaakt pad door de Rietzee getrokken was. Het leger van de farao ging het volk over dat pad achterna, maar vond de dood toen God het water deed terugstromen (Exodus 14).

De verlossing van de Israëlieten was de belangrijkste gebeurtenis uit hun geschiedenis. Dat blijkt uit het feit dat God de maand van de uittocht uit Egypte uitriep tot de eerste maand van hun jaartelling.

"Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn." (Exodus 12:2, NBV2004)

Zo bevrijdde God de Israëlieten uit de macht van Egypte bracht hen in de woestijn, op weg naar het land Kanaän dat God ruim 400 jaar tevoren aan Abraham had beloofd. Vanaf dat moment begon er een nieuw leven voor het volk Israël. In de woestijn ontving het volk Gods levenswet en sloot God een verbond met zijn volk waarin de relatie tussen God en zijn volk werd vastgelegd.

Aards koninkrijk

 

Israël vormde een aards koninkrijk onder de heerschappij van God als hun koning. Het mocht wonen in het beloofde land Kanaän als een eeuwig bezit:

"Op die dag zwoer ik hun dat ik hen uit Egypte weg zou leiden naar het land dat ik voor hen had uitgezocht, een land dat overvloeit van melk en honing, de parel onder de landen van de wereld." (Ezechiël 20:6, NBV2004)

De uitdaging en opdracht aan het volk was geweest om het beloofde land eigenhandig te veroveren (met de hulp van God) en het te verdedigen tegenover vijanden. Israël had GEEN opdracht gekregen om andere gebieden te veroveren. Onder leiding van generaal Jozua is een groot deel van het beloofde land veroverd.

Na de verovering van het beloofde land Kanaän volgde een periode waarin het volk Israël werd geleid door het priesterschap. Zo werd, het volk onderwezen in Gods oudtestamentische levenswet (de wet van Mozes) die morele leefregels bevatte en leefregels voor een geordende samenleving volgens Gods richtlijnen. Een koning was niet nodig, want God was hun koning. Zolang de Israëlieten God gehoorzaamden was er vrede en veiligheid, maar zodra ze op grote schaal God verlieten, stonden ze bloot aan de agressie van omliggende volken. Dan traden er leiders op (zie Bijbelboek Rechters), soms rechtstreeks door God daartoe aangesteld, om het volk te bevrijden. Uiteindelijk vroeg het volk aan de profeet Samuel om een eigen koning uit hun midden, net zoals alle andere volken. Daarmee wezen ze God als hun koning af. God was hier buitengewoon ontstemd over en zei tegen Samuel:

"... Geef gehoor aan de stem van het volk, aan alles wat ze je vragen. Jou verwerpen ze niet. Ze verwerpen juist mij als hun koning. Zo is het altijd gegaan, vanaf de dag dat ik hen uit Egypte heb geleid tot nu toe. Ze hebben mij de rug toegekeerd en andere goden gediend, en zo vergaat het nu ook jou." (1 Samuel 8:7-8, NBV2004)

Inderdaad, het volk had God verworpen EN het geestelijke leiderschap van Samuel, één van de beste leiders uit het Oude Testament. Dit was een dramatische gebeurtenis met verstrekkende gevolgen voor Gods koninkrijk. God besloot dus de wil van het volk te doen. God is geen tiran die mensen dwingend zijn wil oplegt, maar Hij laat mensen wel de gevolgen van hun verkeerde keuzes ondervinden.

Eerste koningen van Israël

 

De eerste koning van Israël was Saul, die ongehoorzaam aan God bleek te zijn. Een theocratie onder Gods leiding en dan met een ongehoorzame koning, dat kan natuurlijk niet en het liep uit op een ramp. Daarna werd David na veel omzwervingen en beproevingen koning van Israël. David was een man met visie voor Gods hogere doelstellingen voor Israël: Gods naam bekendmaken aan alle aardbewoners. Bij zijn strijd tegen de reus Goliat had David de volgende krachtige uitspraak gedaan:

"Maar vandaag zal de HEER je aan mij uitleveren ... zodat de hele wereld weet dat Israël een God heeft." (1 Samuel 17:46, NBV2004)

David was de modelkoning uit de geschiedenis van Israël. Hij onderscheidde zich van verreweg de meeste koningen na hem door zijn toewijding aan God, zijn warme persoonlijke relatie met Hem en de open manier waarop hij omging met correcties die God toepaste wanneer hij tegen Gods wil was ingegaan. Toen David een tempel voor God wilde bouwen, maakte God hem duidelijk dat zijn zoon Salomo dat later zou doen. Desondanks stelde God Davids toewijding bijzonder op prijs en beloofde hem een eeuwig koningschap over Israël:

"Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn." (2 Samuel 7:16, HSV2010)

Na David regeerde zijn zoon Salomo als koning over het volk Israël (2 Kronieken 1-9). In de hoofdstad Jeruzalem bouwde hij een tempel voor de eredienst aan God. Er heerste vrede in het rijk en veel volken stuurden gezantschappen om Salomo, de oudtestamentische vredevorst, eer te bewijzen (2 Kronieken 9:14,23). Het rijk van koning Salomo (zijn naam betekent ook 'vrede') was een voorafschaduwing van het messiaanse vrederijk dat Jezus eenmaal zal stichten.

Latere koningen van Israël

 

Na de regering van de koningen David en Salomo werd het rijk in tweeën gesplitst: het rijk van Juda (dat relatief toegewijd aan God was) en het tienstammenrijk Israël (dat vanaf de splitsing overwegend goddeloos was). Vanwege de zware ongehoorzaamheid en goddeloosheid moesten de Israëlieten uiteindelijk een periode van ballingschap in Babylonië meemaken. Jaren later zorgde God ervoor dat een restant van de Israëlieten konden terugkeren naar hun eigen land, zoals beschreven in de Bijbelboeken Ezra en Nehemia. Daarna volgde een periode waarin het volk Israël een speelbal was van de omliggende volken en vele jaren van vreemde overheersing en onderdrukking moest doormaken. Uiteindelijk kwam het land onder de invloedssfeer van het machtige Romeinse rijk.

Na de komst van Jezus

 

Toen verscheen Jezus, de Zoon van God op het toneel om een nieuwe fase van Gods koninkrijk in te luiden: het koninkrijk van de hemel. Veel Israëlieten (ook wel Joden genoemd) hebben Hem als messias geaccepteerd. Na de verovering van Jeruzalem in 70 na Chr. verspreidden de Joden, die Jezus niet als messias beleden, zich over de hele wereld. De tempeldienst, het hart van de Joodse godsdienst, hield op te bestaan, zodat het volk Israël niet meer als Gods volk kon functioneren.

Vele eeuwen later heeft God een deel van de Joden uit de hele wereld weer naar hun eigen land laten gaan. Het ontstaan van de staat Israël in 1948 laat zien dat God verder gaat met zijn plannen voor dit volk, in afwachting van de komst van de Messias.

Eeuwenlange strijd van het volk Israël

 

In het Oude Testament lezen we enorm veel over de strijd en de oorlogen die Israël moest voeren tegen de omringende volken, die het eigenlijk zonder ophouden gemunt hadden op Israëls ondergang, net als vandaag de dag.

Zolang het volk Israël bestaat heeft het te maken gehad met vijandigheden van de omliggende volken, die door de satan werden gebruikt om het schade toe te brengen en het liefst te vernietigen:

  • Zolang het volk dicht bij God en zijn levenswet bleven, leefde het in vrijheid. Zodra de Israëlieten andere goden gingen dienen en een goddeloos leven gingen leiden werden ze aangevallen door hun vijanden.
  • Tijdens de Babylonische ballingschap probeerde de Jodenhater Haman het hele volk Israël uit te roeien.
  • Na de terugkeer naar hun eigen land is het volk Israël langdurig overheerst geweest door omliggende volken, later ook door de Romeinen.
  • Na de verovering van Jeruzalem hebben de Joden vele eeuwen van geloofsvervolging meegemaakt, met de massamoorden van de Holocaust als dieptepunt.
  • Ook vandaag de dag wordt de Joodse staat Israël permanent bedreigd door de Arabische wereld. Er is een onoplosbaar probleem in het Midden-Oosten dat pas zal worden opgelost wanneer de Messias terugkomt.

Zie ook 'Eindtijd voor Israël' in 'Wederkomst van Jezus'.

Toekomstverwachting voor het volk Israël

 

In de profetische boeken van het Oude Testament is veel te lezen over een uiteindelijk herstel van Israël. Jezus had zijn twaalf discipelen beloofd dat zij later een hoge positie zouden krijgen in deze toekomstige fase van Gods koninkrijk:

"Jezus zei tegen hen: 'Ik verzeker jullie: wanneer de tijd aanbreekt dat alles vernieuwd wordt, wanneer de Mensenzoon in zijn majesteit zal zetelen op zijn troon, zullen ook jullie die mij gevolgd zijn plaatsnemen op de twaalf tronen en rechtspreken over de twaalf stammen van Israël." (Matteüs 19:28, NBV2004)

Dit betekent dat Israël als volk en als natie zal blijven bestaan tot in het messiaanse vrederijk. Israël zal wonen in het land Kanaän, met Jeruzalem als hoofdstad. Daarnaast heeft Jezus aan de Gemeente ook beloofd dat zij met Hem zal regeren in het vrederijk. Zo zullen Israël en de Gemeente hun plaats naast elkaar innemen om daarin hun koning te dienen en een zegen te zijn voor de volken op aarde. En ook later op de nieuwe aarde.


Volgend onderwerp:

  1.8.4. Koninkrijk van de hemel 

 

 

 

HELPDESK

 

HELPDESK

Site info
- Wat betekent herschepping?
- Wat vind je op deze site?
- Achtergrond
- Vier aspecten
- Copyright

 

 

 

 

Helpdesk

Zoeken
- Zoekmogelijkheden
- Tips voor zoektermen
- Populaire zoektermen
- Inhoudsopgave (kort)
- Inhoudsopgave (lang)
- Trefwoord index
- Bijbeltekst index

 

 

 

 

 

Extra
- Geloofsvragen
- PDF bestanden downloaden
- Printklare pagina's
- Gespreksvragen
- Thema's voor Bijbelkringen
- Thema's kerkelijk jaar
- Cursus 'Gods karakter'

 

Herschepping Bijbelstudies - versie 3.4.