1.9.6. Oudtestamentisch geloofsleven
De vitaliteit van de eerste christengemeente
Als we het Bijbelboek Handelingen lezen, valt het ons op hoe krachtig en
vitaal de eerste christengemeente
te Jeruzalem was. We weten allemaal waar die
kracht vandaan kwam: het was de kracht van de
Heilige Geest die in en door
de gelovigen heen werkte en op alle mogelijke manieren tot uiting kwam.
De vitaliteit van de eerste christengemeente staat in schril contrast met
wat de meeste christenen vandaag in hun eigen kerkelijke kringen tegenkomen.
Dat komt niet alleen door gebrek aan toewijding bij individuele christenen, maar
vooral ook doordat veel christenen niet doorhebben hoe verschillend het
nieuwtestamentische geloof is in vergelijking met het oudtestamentische geloof.
Het nieuwtestamentische geloof is geen upgrade of een verrijkte versie van het
oudtestamentische geloof. Het is een radicaal ander geloof en een radicaal
andere manier van denken en leven.
Verzwakt door oudtestamentisch geloofsleven
Door de eeuwen heen
zijn de christelijke kerken teruggevallen op oudtestamentische manieren van denken en vermenging van
oudtestamentische met nieuwtestamentische denkbeelden. Overal waar kerken verzwakt of in verval
raken,
zie je een afname van de werking van Gods Geest en dat gaat ook vaak gepaard met
toename van wetticisme en andere vormen van oudtestamentisch denken. Let op het
belangrijkste verschil tussen het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond:
- Het Oude Verbond - God liefhebben en dienen door nauwgezet volgens de wet te
leven.
- Het Nieuwe Verbond - God liefhebben en dienen in de kracht van de
Heilige Geest.
Nieuwtestamentische gelovigen, die God proberen te dienen op een
oudtestamentische manier, missen veel van de kracht, de frisheid en
de echtheid van het geloof dat in het Nieuwe Testament wordt beschreven. Hierna
worden enkele manieren van oudtestamentisch geloofsleven benoemd die we in veel
kerken tegenkomen. Natuurlijk is dit
bedoeld als een aansporing om zelf zo nodig meer nieuwtestamentisch te gaan denken en
leven.
Zie ook de de gelijkenis
'
Nieuwe lappen en nieuwe wijn'
in hoofdstuk '
Gelijkenissen van Jezus'.
1. Geestvervuld leven of wetticisme
De apostel Paulus heeft een groot deel van zijn brief aan de Galaten gebruikt
om de gelovigen te waarschuwen tegen wetticisme. Hij beschouwde wetticisme als één van
de grootste gevaren voor de Gemeente van Jezus. De geschiedenis heeft
geleerd dat hij daarin volkomen gelijk had en dat er ook vandaag de dag nog heel
wat wetticisme bestaat in veel van onze kerkelijke kringen. Wetticisme is de
geestelijke dwaling waarvoor we in het Nieuwe Testament het meest nadrukkelijk worden
gewaarschuwd!
Wetticisme kan zich uiten in:
- te veel nadruk op de zuiverheid van de kerkelijke leer
- een overmaat aan structuur in de organisatie van het
kerkelijk leven
- te veel nadruk op tradities en regels
Waar de Heilige Geest krachtig kan werken in en door
geestvervulde gelovigen, vervullen zij
Gods levenswet vanuit de kracht van Gods Geest. Dan ontstaat
een klimaat waar Gods liefde bloeit, waar mensen gezegend worden en de
gaven van
de Heilige Geest goed functioneren. Hoe minder
de Heilige Geest een realiteit is voor kerkmensen, hoe meer zij vanuit eigen kracht
proberen aan Gods levenswet te voldoen. Dan worden dogma's belangrijker dan
geestvervuld leven en vervallen kerken onverbiddelijk in
een verstandelijk geloof, in wetticisme en uiterlijke godsdienstigheid zonder kracht.
Elke vorm van wetticisme is een blusmiddel voor de Heilige Geest.
Zie meer hierover in:
- hoofdstuk 'Heilige
Geest'
- onderwerp 'Wet,
genade en Geest' in hoofdstuk 'Gods
levenswet'
2. Oudtestamentisch of nieuwtestamentisch godsbeeld
Er is een groot verschil tussen de manier waarop oudtestamentische en
nieuwtestamentische gelovigen hun relatie met God beleven:
- Onder het Oude Verbond ligt de nadruk op het
koningschap van God over het volk Israël.
De relatie van God en zijn volk was die van een koning ten opzichte van zijn
onderdanen.
- Onder het Nieuwe Verbond ligt de nadruk op het
Vaderschap van God over
alle wedergeboren
gelovigen uit alle volken van de aarde.
Vanwege die verschillende relatie met God komen we ook ruwweg twee
verschillende godsbeelden tegen onder
christenen:
- Oudtestamentisch ingestelde gelovigen hebben doorgaans een afstandelijk
godsbeeld en bidden vooral tot een heilige God die ver weg is, in de hoge hemel,
een strenge God die je zonden zwaar aanrekent.
- Nieuwtestamentisch ingestelde gelovigen hebben doorgaans een relationeel
godsbeeld en bidden tot een genadige, liefhebbende hemelse Vader of tot Jezus die door de inwoning van
de Heilige Geest in hen woont. Zij geloven in een God die dichtbij en behulpzaam
is.
Dat zorgt dus voor behoorlijke verschillen in
geloofsbeleving.
3. Oudtestamentische Psalmen of nieuwtestamentische liederen
De liederenkeuze in de verschillende kerkelijke kringen zeggen veel over het
godsbeeld dat binnen die kringen de boventoon voert. De gezongen liederen hebben
een sterke invloed op zowel het godsbeeld als de geloofsbeleving van de
gelovigen.
In de oudtestamentische Psalmen komt steeds het oudtestamentische beeld van God
als koning over zijn onderdanen naar voren. Het hoeft ons dus niet te
verbazen dat in kerkelijke kringen, waar uitsluitend of voornamelijk Psalmen
gezongen worden, het oudtestamentische godsbeeld overheerst. En daardoor
krijgt hun geloofsleven een meer oudtestamentisch karakter.
In kerkelijke kringen, waar geestelijke liederen worden gezongen met
voornamelijk nieuwtestamentische inhoud (met veel nadruk op de persoon en het
werk van Jezus) komt het nieuwtestamentische
godsbeeld meer naar voren.
Zie ook onderwerp 'Zingen'
in hoofdstuk 'Gebed'.
4. Geloven in Jezus of in God
In het Oude Testament staat God centraal. Eenvoudigweg omdat Jezus
nog niet geopenbaard was als de Zoon van God, en de Heilige Geest alleen
incidenteel werd ervaren door profeten en andere uitzonderlijke gelovigen.
Oudtestamentisch ingestelde christenen zijn geneigd zich meer op God te richten,
terwijl bij nieuwtestamentisch ingestelde christenen Jezus op de voorgrond
staat.
Het nieuwtestamentische geloof is niet
zozeer geloven in God, maar geloven in Jezus. Natuurlijk houdt geloven in
Jezus ook nadrukkelijk geloven in God de Vader in. Maar Jezus heeft
zijn leven gegeven om het
voor de mensen mogelijk te maken met God in het reine te komen en een relatie
met Hem te hebben. Het christelijke geloof heeft juist door deze daad van Jezus
inhoud gekregen. De kern van het christelijke geloof is dus wie
Jezus is en wat
Hij gedaan heeft voor de mensheid door zijn
kruisdood.
Toen drie discipelen eens
met Jezus op een berg waren, was Gods stem vanuit
de hemel te horen, die zei:
"... Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister
naar hem!" (Matteüs 17:5, NBV2004)
God schoof zijn Zoon naar voren als de focus van ons geloof, als onze
tussenpersoon of bemiddelaar
ten opzichte van God de Vader. De apostel Paulus maakte ook duidelijk dat Jezus het middelpunt is van het
christelijke geloof:
"Zowel Joden als Grieken heb ik opgeroepen zich te bekeren tot
God en te geloven in Jezus, onze Heer." (Handelingen 20:21, NBV2004)
De apostel Johannes schreef ook in die trant:
"Maar allen, die Hem (=Jezus) aangenomen hebben, hun heeft Hij
macht gegeven kinderen van God te worden ..." (Johannes 1:12, HSV2010)
Kort voor zijn hemelvaart gaf Jezus aan zijn apostelen de
opdracht om alle volken tot
ZIJN discipelen te maken, tot volgelingen van Jezus dus, niet tot volgelingen
van God. Ook in de brieven van
het Nieuwe Testament zien we steeds die focus op Jezus.
Wel wordt in het Nieuwe Testament God de Vader
nadrukkelijk genoemd als de allerhoogste autoriteit. Jezus heeft tijdens
zijn leven op aarde ook steeds gezegd dat de Vader hoger in aanzien was dan
Hijzelf. Maar voor christengelovigen hoort Jezus toch echt het middelpunt van
hun geloof te zijn.
Toch mag het Oude Testament niet worden veronachtzaamd door christenen, alsof
dat er alleen maar voor Joden en theologen zou zijn. De beide delen van de
Bijbel vormen één geheel en met elkaar zijn ze het
'Woord
van God' voor elke christen.
5. Naar binnen of naar buiten gericht zijn
De mate waarin een kerkelijke kring missionair actief is hangt ook samen met
de belangrijkste doelstelling van Gods volk onder het Oude en Nieuwe Verbond.
Het volk Israël was geroepen om het beloofde land te veroveren en vervolgens in
stand te houden en trouw te zijn aan Gods geboden. Nergens in het Oude Testament
lezen we een opdracht aan het Joodse volk om andere volken tot het Jodendom te bekeren,
wel om een lichtend voorbeeld voor hen te zijn.
Maar de Kerk van Jezus is geroepen om de wereld in te gaan en
alle volken tot volgelingen van Hem te maken. Kerkelijke kringen die er vrijwel
uitsluitend op uit zijn om zichzelf in stand te houden en zich nauwelijks bemoeien
met de wereld om hen heen zijn daarmee erg weinig nieuwtestamentisch bezig!
Zie meer in hoofdstuk 'Getuigen van Jezus'.
6. Veronderstelde wedergeboorte of echte wedergeboorte
Onder het Oude Verbond horen
kinderen vanaf hun geboorte bij het volk van God. De toegang tot het
koninkrijk van de hemel
gaat via de weg van bekering en wedergeboorte. Persoonlijk geloof en
wedergeboorte horen bij elkaar.
Maar in sommige kerkelijke kringen wordt geleerd dat je bij kinderen van
gelovige ouders mag veronderstellen dat ze wedergeboren zijn (en dus kinderen
van God zijn) totdat of tenzij het tegendeel blijkt. Daarbij wordt de manier van
toetreding tot het Oude Verbond toegepast op het Nieuwe Verbond. Dat is naar
mijn mening een gevaarlijke dwaling en die ook zorgt voor onduidelijkheid over het begrip
'wedergeboorte'.
Als je bijvoorbeeld
in de kerk hebt geleerd dat pasgeboren kinderen
vanwege het geloof van hun ouders kinderen van God zijn geworden (en dus
wedergeboren), waarom zou je je dan bij het opgroeien druk maken over bekering en
wedergeboorte? Dan blijf je steken in een verstandelijke geloofsovertuiging en
denk je dat je daardoor een christen bent. Maar zo'n
geloofsovertuiging
is heel iets anders dan een levend geloof dat bij
bekering en
wedergeboorte ontstaat. Aan een veronderstelde wedergeboorte heb je niets.
Je hebt een échte wedergeboorte nodig.
Zie meer hierover in:
- hoofdstuk
'Bekering en wedergeboorte'
- hoofdstuk 'Doop'
7. Omgaan met macht
Het volk Israël was ooit bedoeld als een aards koninkrijk met God als koning.
Het koninkrijk van de hemel is nooit bedoeld als een machtcentrum op aarde,
maar als een beweging ter voorbereiding van de wederkomst van Jezus. Evenals
Jezus niet als heerser maar als dienaar op de aarde geleefd heeft, zo behoren
christengelovigen vooral een dienende houding te hebben en dat geldt ook voor
geestelijke leiders. Door de eeuwen heen hebben christenen vaak
gestreefd naar wereldlijke macht en kerkelijke instituten waar macht werd
uitgeoefend over kerkleden. Denk bijvoorbeeld aan:
- de machtspositie die de rooms-katholieke kerk en oosters-orthodoxe kerken door de eeuwen heen
hebben ingenomen, ook in politiek opzicht
- de dominante, manipulerende instelling die je kunt tegenkomen bij
geestelijke leiders in protestantse kerken (zoals predikanten, voorgangers of kerkenraden)
- onnodig kostbare en imposante kerkgebouwen of kathedralen om daarmee de rijkdom, macht
of invloed van de kerk te onderstrepen
Het christendom is geen machtsblok, maar eerder een beweging. Overal waar
christenen bezig zijn om hun eigen koninkrijkjes te bouwen,
worden brokken gemaakt. Daar ontstaan misstanden, die schadelijk zijn voor Gods
koninkrijk. De Gemeente van Jezus is niet geroepen om in het hier en nu een soort
christelijke theocratie te stichten, zoals dat voor het volk Israël gold in
oudtestamentische tijden. Wel om op alle mogelijke manieren te leven als
getuigen en navolgers van Jezus. Ook wanneer ze bestuurlijke
verantwoordelijkheden op zich hebben genomen in de samenleving of in de
politiek.
Zie ook hoofdstuk 'Gemeente'.
Einde hoofdstuk: 1.9. Gods verbonden