Voor de zondvloed was er waarschijnlijk een aangenaam, lenteachtig klimaat op de hele aarde, terwijl maar een klein deel van het aardoppervlak met water bedekt was. De aarde bevatte dus veel meer goed bewoonbare gebieden dan tegenwoordig. Bovendien waren de mensen veel vitaler en leefden ze veel langer dan nu, zodat ze veel kinderen konden krijgen. Daardoor kon de wereldbevolking zich in betrekkelijk korte tijd enorm uitbreiden en zich verspreiden over het hele aardoppervlak. Voorzichtige schattingen voor de tijd van de zondvloed leveren al snel een wereldbevolking van 5-20 miljard op.
Door de hoge leeftijden konden mensen een ongelofelijke hoeveelheid kennis en ervaring opdoen op allerlei gebied. Om een voorbeeld te geven: Noachs vader Lamech was nog een tijdgenoot van Adam! De mensen waren ongetwijfeld volledig op de hoogte van wat Adam en Eva in het paradijs hadden meegemaakt. Het was algemeen bekend wie God was en welk gedrag God van de mensen verwachtte. Maar de mensen wisten ook wie de satan was en tot welke levensstijl hij de mensen aanzette.
"En het gebeurde, toen de mensen zich op de aardbodem begonnen te vermenigvuldigen en er dochters bij hen geboren werden, dat Gods zonen de dochters van de mensen zagen dat zij mooi waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden ... In die dagen, en ook daarna, waren er reuzen op de aarde, toen Gods zonen bij de dochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, mannen van naam." (Genesis 6:1-2,4, HSV2010)
Volgens de meeste Bijbeluitleggers heeft de term 'Gods zonen' in dit Bijbelgedeelte betrekking op gevallen engelen, demonen dus. Deze demonen in menselijke gedaante hebben reuzen verwekt bij vrouwen op de aarde, mogelijk een zeer groot aantal. Het Hebreeuwse woord in de brontekst voor 'reuzen' (nephilim) betekent letterlijk 'gevallenen'. Dat woord komt ook voor in Numeri 8:33, waar het gaat over de reuzen die de verkenners van Mozes tegenkwamen in het land Kanaän.
De reuzen namen de vrouwen 'die ze uitkozen' ofwel 'wie zij maar wilden', dus wellicht ook vrouwen uit het geslacht van het nageslacht van Set. Daarmee overtraden ze (door polygamie en verkrachting) op een grove manier het huwelijksverbond dat God had ingesteld in de tijd van Adam en Eva (Genesis 2:23-24). Deze reuzen half mens, half demon en pasten niet in Gods scheppingsorde. Dat moest fout gaan. Meer details over de 'nephilim' zijn beschreven in het Boek van Henoch, een apocrief boek, dat als zodanig niet algemeen is aanvaard als een volledig betrouwbare bron.
Al deze gegevens bij elkaar laten een beeld zien van een satanisch machtsvertoon op aarde door een groot aantal 'supermensen', machthebbers die de wereldbevolking tiranniseerden. Ongetwijfeld keerden zij zich vooral tegen degenen die God trouw waren gebleven. Ik geloof dat de periode voorafgaande aan de zondvloed een tijd was van ongekende onderdrukking en vervolging van godvrezende mensen en een enorme ontplooiing van asociaal, zondig menselijk gedrag. Dat doet enken aan wat Jezus tegen zijn discipelen zei over de tijd vlak voor zijn wederkomst:
"Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt." (Matteüs 24:37-39, NBV2004)
Daarom zei God:
"Toen dacht de HEER: Mijn levensgeest mag niet voor altijd in de mens blijven, hij is immers niets dan vlees; hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven." (Genesis 6:3, NBV2004)
God stelde de voltrekking van het strafoordeel 120 jaar uit om mensen de gelegenheid te geven zich tot God te bekeren. De geschiedenis laat zien dat er van bekering geen sprake was en dat God alleen Noach en zijn gezin zou redden met het wonderlijke vaartuig dat wij kennen als de 'ark van Noach'.
De Bijbel spreekt over reuzen die op aarde hebben geleefd zowel voor als na de zondvloed. In alle gevallen worden ze in verband gebracht met gewelddadigheid en/of een agressieve houding tegenover Gods volk. In de tijd van Mozes, toen twaalf verkenners ze in het land Kanaän hadden gesignaleerd:
"Ook zagen wij daar de reuzen, Enakieten, die tot de reuzen behoren en wij waren als sprinkhanen in onze ogen en ook in hun ogen." (Numeri 13:33, NBG1951)
De Israëlieten werden doodsbenauwd toen ze dit hoorden. Maar Kaleb, één van de twaalf verkenners, vertrouwde op Gods hulp en kracht, waardoor hij wist dat de reuzen nauwelijks een bedreiging vormden omdat God veel machtiger is dan alle duistere machten op de aarde:
"Kaleb, die wilde voorkomen dat het volk zich tegen Mozes zou verzetten, zei: 'We kunnen zonder probleem optrekken en het land in bezit nemen. We kunnen dat volk makkelijk aan.' " (Numeri 13:30, NBV2004)
Het is dus maar vanuit welk perspectief je naar de reuzen kijkt! Veertig jaar later, toen het volk in het beloofde land was aangekomen, vroeg Kaleb aan Jozua of hij het gebied in bezit mocht nemen waar de reuzen woonden. Hij zei:
"... Ik ben nu vijfentachtig jaar oud, maar nog altijd even sterk als op de dag dat Mozes me op verkenning stuurde. Ik ben nog even goed als toen in staat te vechten en het bevel te voeren. Geef me dus dit bergland dat de HEER me indertijd heeft beloofd. U hebt toen toch gehoord dat er Enakieten wonen, in grote en versterkte steden? Als de HEER me maar bijstaat zal ik ze wel meester worden, zoals hij heeft beloofd." (Jozua 14:10-12, NBV2004)
"Toen zegende Jozua hem, en hij gaf aan Kaleb, de zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel. Daarom is Hebron het erfdeel van Kaleb, de zoon van Jefunne, de Kenizziet, tot op de huidige dag, omdat hij volkomen trouw gebleven is aan de HERE, de God van Israël." (Jozua 14:13-14, NBG1951)
Onnodig te zeggen dat Kaleb de reuzen ook inderdaad heeft gedood. Daarmee werd het krachtigste bolwerk van de reuzen veroverd:
"De naam van Hebron was eertijds Kirjat-Arba; deze Arba was onder de Enakieten de grootste man. En het land rustte van de strijd." (Jozua 14:15, NBG1951)
Bij de intocht van het volk Israël vanuit de woestijn in het beloofde land moest het vechten tegen het leger van Og, de koning van Basan die sliep in een bed van vier meter lang. Ook een forse reus dus! (Deuteronomium 3:11) Hij was vast niet de enige reus onder zijn volk. Ook Jozua had met het voltallige leger van de Israëlieten een aantal van deze reuzen verslagen bij de verovering van Kanaän.
"Jozua roeide in die tijd ook de Enakieten uit die in de bergen van Juda woonden, in Hebron, Debir en Anab, en in de bergen van Israël. Hij doodde hen en liet hun steden aan de HEER. Er bleven in het land van Israël geen Enakieten meer over, behalve in Gaza, Gat en Asdod." (Jozua 11:21-22, NBV2004)
Toch doken er ook later weer reuzen op in de Gazastrook, een kustgebied waar de machten van de satan door de eeuwen heen veel macht hebben gehad om het volk van God te bestrijden. En we weten allemaal dat dit vandaag ook gebeurt! De bekendste reus was Goliat (1 Samuel 17) die de Israëlieten deed beven van angst. Maar er was een herdersjongen, David, die dicht bij God leefde en de godslasterlijke uitdaging van de reus aandurfde omdat hij op God vertrouwde. Hij sprak Goliat als volg toe:
"Jij daagt me uit met je zwaard en je lans en je kromzwaard,' antwoordde David, 'maar ik daag jou uit in de naam van de HEER van de hemelse machten, de God van de gelederen van Israël, die jij hebt beschimpt. Maar vandaag zal de HEER je aan mij uitleveren: ik zal je verslaan en je hoofd afhouwen, en ik zal de lijken van de Filistijnen aan de aasgieren en de hyena's ten prooi geven, zodat de hele wereld weet dat Israël een God heeft." (1 Samuel 17:45-47, NBV2004)
Wat een grote woorden van een simpele herdersjongen! Maar iedereen had hem onderschat. Samen met God was hij machtiger dan de sterkste reus. Verderop in de Bijbel komen we nog eenmaal reuzen tegen, die behoorden tot hetzelfde reuzengeslacht als Goliat: de Refaïeten, in het gebied dat tegenwoordig de Gazastrook heet:
"Jisbibenob, een Refaïet die een nieuwe wapenrusting droeg met een speer die wel driehonderd sjekel koper woog..." (2 Samuel 21:16, NBV2004)
"Enige tijd later, tijdens een veldslag tegen de Filistijnen bij Gob, werd de Refaïet Saf gedood door Sibbechai uit Chusa. Tijdens een andere veldslag tegen de Filistijnen, opnieuw bij Gob, werd Goliat uit Gat gedood door Elchanan, de zoon van Jari, uit Betlehem. De schacht van Goliats speer was zo dik als de boom van een weefgetouw. Tijdens weer een andere veldslag, ditmaal bij Gat, was er een vechtjas die aan elke hand zes vingers had en aan elke voet zes tenen: vierentwintig in totaal. Ook hij was een Refaïet. Hij hoonde Israël en werd gedood door Jonatan, een zoon van Davids broer Sima. Dit waren de vier Refaïeten uit Gat die werden geveld door David en zijn soldaten." (2 Samuel 21:18-22, NBV2004)
In oude volksverhalen uit alle delen van de wereld komen reuzen voor, die een lichaamslengte hadden van 3-5 meter. Ze worden steeds beschreven als gewelddadige wezens met buitengewone kracht en kennis. Ook in de mythologieën uit de oudheid (bijvoorbeeld de Griekse mythologie) komen we halfgoden tegen, die zijn verwekt door een mens en een god.