3.5.16. Onbarmhartige dienaar
Een andere gelijkenis over het thema 'vergeving' is de
gelijkenis 'Verloren zoon'.
Deze gelijkenis kun je vinden in Matteüs 18:23-35. Het is een gelijkenis met
een ernstige boodschap over de opdracht om je medemensen (en in het bijzonder:
je medegelovigen) te vergeven.
"Petrus kwam bij Jezus en zei: ‘Heer, als een andere gelovige
mij slecht behandelt, dan moet ik hem vergeven. Maar hoe vaak? Wel zeven keer?’
Jezus zei: ‘Nee, niet zeven keer, maar zeventig maal zeven keer. Luister, ik zal
een voorbeeld geven over Gods nieuwe wereld." (Matteüs 18:21-23, BGT2014)
Torenhoge schuld
Een man moet een torenhoge schuld aflossen bij de koning bij wie hij in
dienst is, maar hij heeft niets om de koning terug te betalen. Letterlijk staat
er in de Griekse brontekst dat het gaat over een heer en een slaaf.
"Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een
koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij daarmee begonnen
was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was. Omdat
hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw
en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon
worden ingelost." (Matteüs 18:23-25, NBV2004)
Dit is de conditie van ieder mens, die vanwege zijn zonden een enorme schuld
heeft opgebouwd tegenover de heilige God. Zijn positie is hopeloos
en uitzichtloos, want hij heeft niets om terug te betalen. De dienaar smeekt
zijn koning om hem meer tijd te geven:
"Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en
smeekte hem: 'Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.' " (Matteüs
18:26, NBV2004)
Zowel de koning als de dienaar weten dat er van terugbetalen geen sprake kan
zijn. De schuldenlast is eenvoudigweg veel te hoog.
Vergeving geschonken
Maar, wat de schuldenaar niet voor mogelijk had gehouden,
gebeurt: De koning krijgt medelijden en scheldt hem de HELE geleende som kwijt
die hij onmogelijk zou kunnen terugbetalen. De dienaar en zijn gezinsleden worden
dus niet
veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Om een gat in de lucht te springen
van blijdschap.
"Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de
geleende som kwijt." (Matteüs 18:27, NBV2004)
Dit verhaal is een beeld van de
vergeving van de zondeschuld
die iemand ontvangt wanneer hij zich door geloof in Jezus tot God
bekeert. Jezus heeft aan het kruis
de
zonden van de hele wereld gedragen. Dit wordt dan daadwerkelijk toegepast op
de bekeerling: al zijn zonden worden vergeven en hij
wordt
rechtvaardig verklaard.
In de gelijkenis lezen we niet dat de dienaar op één of andere manier zijn
dankbaarheid uitte tegenover de koning en ook niets over zijn gemoedstoestand.
Het lijkt wel of het hem weinig doet. Onvoorstelbaar! Zo zijn er ook gelovigen
die vergeving van hun zonden hebben ontvangen, maar geen besef hebben van het
voorrecht dat ze hebben genoten. Beseffen ze wel hoe hoog hun persoonlijke
schuld was tegenover God? En beseffen ze wel dat ze genade van God hebben
ontvangen om zelf genadig te zijn tegenover anderen?
Geen vergevingsgezinde houding
We gaan verder met de gelijkenis. Als de dienaar onderweg naar huis iemand
tegenkomt die hem een klein bedrag schuldig is, ziet hij een kans om toch nog
wat geld te bemachtigen. En hij kan best wat geld gebruiken om zijn blijde gebeurtenis
te vieren.
"Toen die dienaar buiten kwam, trof hij één van zijn
mededienaren, die hem honderd denariën schuldig was; hij greep hem bij de keel
en zei: 'Betaal wat je me schuldig bent.' (Matteüs 18:28, WV2012)
Iedere toehoorder van de gelijkenis begint een diepe afkeer te krijgen van
die dienaar, die zo ondankbaar is en zo agressief tegenover zijn collega. Heeft
hij dan niets geleerd van zijn eigen situatie? 100 denariën is wel een flink
bedrag (een bedrag van ongeveer 100 daglonen), maar niet te vergelijken
met de schuld die HEM vergeven was? Dit verzoek om kwijtschelding is meer dan
redelijk, vooral tegen de achtergrond van zijn enorme financiële meevaller! De
collega is ontdaan van de harde
opstelling van zijn schuldeiser:
"Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: 'Heb
geduld met mij, ik zal je betalen.' Maar hij wilde daar niet van weten,
integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben
afbetaald." (Matteüs 18:29-30, NBV2004)
Zijn collega smeekt hem om genade, precies zoals de dienaar zelf zojuist om
genade had gesmeekt bij de koning. Het interesseert hem geen zier: betalen zal
hij! Hij geeft zijn collega zelfs geen korting vanwege zijn eigen meevaller!
Zijn eigenbelang is groter dan zijn vergevingsgezindheid.
Zodra we op dit punt van de gelijkenis aangekomen zijn, is het niet leuk
meer. We voelen op onze klompen aan dat onze verontwaardiging over de
onbarmhartige dienaar ... onze eigen veroordeling betekent. Want wat kunnen wij
ons ergeren aan wat die anderen ons aandoen of waarin we ons tekort
gedaan voelen. We denken er dan niet meer aan dat God onze zondeschuld heeft
kwijtgescholden en kunnen alleen maar denken aan dat ene wat die ander ons heeft
aangedaan. Die gelijkenis houdt ons de spiegel voor en die spiegel zegt: die
onbarmhartige, onvergevingsgezinde dienaar, DAT BEN JIJ!
Zie ook onderwerp 'geduld'
in hoofdstuk 'Vruchtdragen'.
Vergeving ongedaan gemaakt
Maar de gelijkenis wordt nog vervelender. De koning hoort wat de dienaar
heeft gedaan tegenover zijn collega en wordt witheet van woede.
"Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen
hem: 'Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden,
omdat je me erom smeekte. Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben
met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?' En zijn heer was
zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld
zou hebben terugbetaald." (Matteüs 18:32-34, NBV2004)
God is bereid iedereen al zijn zonden te vergeven wie zich in
berouw tot Hem
bekeert. Dan mag God toch verwachten dat de bekeerde persoon bereid is zijn
medemensen te vergeven. De gelijkenis laat het enorme verschil zien tussen de
torenhoge schuld die God de mens wil vergeven en de betrekkelijke geringe schuld
die andere mensen tegenover ons kunnen hebben. Hoe duidelijker we dat verschil
zien, hoe gemakkelijker het kan worden om die ander te vergeven.
Jezus was enorm
vergevingsgezind. Om een paar voorbeelden te noemen: Hij vergaf de soldaten
die Hem kruisigden.
"... Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen ..." (Lucas
23:34, NBV2004)
Jezus vergaf ook zijn vriend Petrus,
die had ontkend dat hij bij Jezus hoorde. Het waren geen kleinigheden, maar zeer
ernstige dingen die Hem waren aangedaan. Maar Hij vergaf ze. En als
Judas oprecht berouw had getoond zou
Jezus hem ook vergeven hebben. Jezus leefde geheel volgens de regels van
Gods koninkrijk en legde de mensen nooit iets op wat Hij zelf niet in praktijk
bracht.
Conclusie
Jezus sluit de gelijkenis af met de volgende woorden:
"Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die
zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.' " (Matteüs 18:35, NBV2004)
En daar kunnen we het mee doen.
In het 'Onze Vader' gebed legt
Jezus veel nadruk op het vergeven van anderen. Jezus weet dat dit heel
belangrijk en tegelijk heel moeilijk is voor ons, vandaar die extra opmerking
erna:
"Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal je
hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal
je Vader jullie overtredingen ook niet vergeven." (Matteüs 6:14-15, WV2012)
Het is levensgevaarlijk om niet te willen vergeven. Als God namelijk je
zonden niet vergeeft omdat je het zelf niet wilt doen, dan zul je 'sterven in je
zonden' en dat heeft ernstige consequenties voor in het
hiernamaals.
Zie ook de onderwerpen:
- 'Vergeven'
in hoofdstuk 'Beproevingen'
- 'Geduld' in
hoofdstuk 'Vruchtdragen'
Gespreksvragen
- Had de koning het recht om de man en zijn gezinsleden als slaven te
verkopen om een deel van de schuld af te betalen?
- Op welke manier toonde de man dankbaarheid tegenover de koning toen zijn
schuld werd kwijtsgescholden?
- Ben jij ooit blij en enthousiast geweest over de kwijtschelding van een
bepaalde zondeschuld? Kun je daar iets over vertellen?
- Zijn er mensen die je iets hebben aangedaan of iets hebben nagelaten,
waarbij je het moeilijk vindt om die echt te vergeven? Met je verstand kun
je ze misschien wel vergeven omdat een christen dat hoort te doen, maar je
innerlijke weerzin blijft bestaan. Hoe denk je dan dat je tot echte
vergeving zou kunnen komen?
- Wat zijn de gevolgen van een blijvend gebrek aan vergevingsgezindheid op
korte en op lange termijn?
Volgend onderwerp:
3.5.17. Onkruid in de akker