3.3.6. Simeon en Hanna
Besnijdenis en reinigingsoffer
Zoals was voorgeschreven in de
wet van Mozes lieten Jozef en Maria Jezus op de achtste dag besnijden
(Leviticus 12:3),
waarschijnlijk in Betlehem.
"Toen er acht dagen verstreken waren en hij besneden zou
worden, kreeg hij de naam Jezus, die de engel had genoemd nog voordat hij in de
schoot van zijn moeder was ontvangen." (Lucas 2:21, NBV2004)
Toen baby Jezus veertig dagen oud was
gingen ze naar de tempel in Jeruzalem. Betlehem ligt ongeveer tien kilometer
ten zuiden van Jeruzalem, dus dat was niet zo ver. Ze gingen naar de tempel
vanwege de voorgeschreven reiniging van Maria na de bevalling (Leviticus 12) en
de wijding van Jezus aan God, omdat Hij de oudste zoon van Jozef en Maria was
(Exodus 13:2).
"Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet
van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze (=Maria en Jozef) hem
(=Jezus) naar Jeruzalem om hem aan de Heer (=God) aan te bieden, zoals is
voorgeschreven in de wet van de Heer: 'Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer
worden toegewijd.' Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer
voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven." (Lucas
2:22-24, NBV2004)
Er kwamen achtereenvolgens twee oude mensen naar hen
toe. Het waren allebei mensen die heel bewust uitzagen naar de komst van de
Messias en ook dicht bij God
leefden. Deze twee onopvallende mensen waren door God uitgekozen om Jezus te
mogen zien en vasthouden.
Simeon
"De almachtige Heer zegt: '... Ik, de Heer, naar wie jullie
uitkijken, ik kom plotseling naar mijn tempel.' " (Maleachi 3:1, GNB1996)
Eerst kwam de oude Simeon, die in de Bijbel een rechtvaardige man wordt
genoemd, vol van de Heilige Geest. Dat laatste is bijzonder voor iemand die
leefde onder het
Oude Verbond. Hij had ooit een openbaring van God gekregen:
"Door de heilige Geest was hem geopenbaard dat hij de dood
niet zou zien voordat hij de Messias van de Heer had gezien. Door de Geest
geleid ging hij naar de tempel ..." (Lucas 2:26-27,
WV2012)
Simeon kwam op het tempelplein en verwachtte waarschijnlijk een volwassen man te
ontmoeten waaraan je kon zien dat hij de messias zou kunnen zijn. Maar hij werd
naar Jozef en Maria geleid en zag de Baby die ze bij zich droegen. Toen
bevestigde Gods Geest dat dit de beloofde messias was. Hij sprak de ouders
aan en vroeg of hij het Kind even mocht vasthouden. Toen deed hij de volgende
opmerkelijke uitspraak:
"Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt
beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt ten
overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en
dat tot eer strekt van Israël, uw volk." (Lucas 2:29-32, NBV2004)
Het was duidelijk dat God Simeon had laten zien wie dit Kind werkelijk was:
Gods geschenk, niet alleen voor Israël, maar voor de hele wereld. Dat kon hij
niet anders weten dan door goddelijke openbaring. Simeon sprak een zegen uit
over Jezus en zijn ouders. Vervolgens sprak hij tegenover Maria een profetie uit
die gedurende de bediening van Jezus vervuld zou worden.
"... Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen
of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, en zelf zult
u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het
licht komen." (Lucas 2:34-35, NBV2004)
Voor Maria was dit de zoveelste bevestiging van de bijzondere roeping voor
haar Zoon. Keer op keer had God haar laten zien dat Hij alles met betrekking tot
Jezus voortreffelijk had geregeld. Vele jaren later stond Maria bij het kruis
waaraan haar Zoon
de marteldood stierf. Toen werden de laatste woorden van Simeon op een pijnlijke manier werkelijkheid.
Hanna
Daarna kwam Hanna erbij, een oude weduwe die in het tempelcomplex woonde. Zij
was een profetes en dat was bijzonder om twee redenen:
- Ze was een vrouw in een omgeving waar voornamelijk mannen functioneerden.
- Er waren die tijd niet veel mensen met profetische
gaven. De wettische farizeeën waren de meest invloedrijke geestelijken.
Wetticisme en profetie passen niet erg goed bij elkaar. De Bijbel vermeldt
ook geen Joodse profeten in de tijd van Jezus' bediening, behalve Johannes
de Doper.
Iets over de achtergrond van Hanna:
"... Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven
jaar met haar man geleefd, en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was
altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden."
(Lucas 2:36-37, NBV2004)
Kortom: een buitengewoon toegewijde, trouwe vrouw. Aan de ene kant
waarschijnlijk een achtergrondfiguur in de tempel, maar bijzonder belangrijk in
Gods ogen en mogelijk de meest geestelijke persoon in haar omgeving. Ze
schuifelt zo onopvallend het Bijbelverhaal binnen, maar ze verdient onze
aandacht. In ieder geval kreeg ze Gods aandacht, want zij werd door God
uitgekozen om één van de weinige Joden te zijn die de pasgeboren Jezus te zien
kregen en ... Hem herkenden als Gods Zoon!
"Juist op dit moment voegde ze zich bij hen; ze loofde God en
sprak over de jongen tegen allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten."
(Lucas 2:38, WV2012)
Ook deze vrouw beleefde de heerlijkste momenten van haar leven. Ook zij wist
dat haar ogen de lang verwachte Messias hadden gezien. Ze kon er niet over
zwijgen en vertelde erover aan alle mensen die wachtten op zijn komst in de
wereld.
Gespreksvragen
- Waarom moest Jezus besneden worden? Als Zoon van God had Hij zoiets toch
niet nodig?
- Wat was het bijzondere van Hanna?
- Wat moet het bezoek van Simeon en Hanna voor Jozef en Maria betekend
hebben in die verwarrende tijd rondom de geboorte van Jezus?
Volgend onderwerp: 3.3.8. Magiërs uit het oosten