3.8.21. Levenseinde van Judas
Judas krijgt berouw
" ’s Morgens vroeg besloten alle opperpriesters en oudsten van
het volk dat Jezus ter dood gebracht moest worden. Ze lieten hem geboeid
wegvoeren en leverden hem uit aan Pilatus, de gouverneur." (Matteüs 27:1-2,
GNB1996)
Natuurlijk waren er heel wat mensen die deze optocht voorbij zagen komen. Het
gerucht dat Jezus voor verhoor naar het Sanhedrin was gebracht was natuurlijk
allang over heel Jeruzalem verspreid. Jezus van Nazaret was gearresteerd. Dat
was nieuws!
Onder de toeschouwers stond ook ... Judas! Toen hij Jezus zag, en hoorde dat
Hij naar Pilatus werd gebracht om ter dood te worden veroordeeld, kreeg hij de
schok van zijn leven. Waarom had Jezus zijn veroordeling niet kunnen
voorkomen? Hij was toch altijd ongrijpbaar
geweest? Judas kreeg het vreselijk benauwd. Want hij,
Judas, was er de oorzaak van dat zijn goede Meester zou sterven. Hij had de Zoon
van God de dood in gejaagd. Vreselijk!
Judas belijdt zijn zonde
"Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood
veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de
hogepriesters en oudsten terug en zei: 'Ik heb een zonde begaan door een
onschuldige uit te leveren'. Maar zij zeiden: 'Wat gaat ons dat aan? Zie dat
zelf maar op te lossen'! Toen smeet hij de zilverstukken de
tempel in ..." (Matteüs 27:3-5, NBV2004)
Het pleit voor Judas dat hij zijn zonde erkend heeft en een poging deed om
zijn schuld te vereffenen. Misschien had hij gehoopt dat de geestelijke leiders
hem zouden helpen om zijn leven weer op orde te krijgen. Maar ze staken
geen vinger naar hem uit.
Judas had een onvergeeflijke en onherstelbare zonde bedreven. Jezus zelf had
bij de laatste pesachmaaltijd immers
gezegd:
"... wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt: het zou beter voor hem
zijn als hij nooit geboren was." (Matteüs 26:24, NBV2004)
Jezus had vast geweten van zijn verraad en hem nog zo gewaarschuwd om het niet te
doen. Hoe had hij zo blind kunnen zijn om die waarschuwing in de wind te slaan?
"Wee de mens door wie de Mensenzoon uitgeleverd wordt!"
De Almachtige zou hem genadeloos straffen, dat was zeker!
"Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte
weg en verhing zich." (Matteüs 27:5, NBV2004)
Achitofel en Judas
Er is maar één andere plaats in de Bijbel waar we lezen over iemand die op
die manier zelfmoord pleegde. Zo'n duizend jaar geleden moest koning David
vluchten voor zijn zoon Absalom, die in zijn plaats koning van Israël wilde
worden. De beste vriend en raadgever van David, Achitofel, had zich bij de
opstandige Absalom
gevoegd. Toen Absalom in de strijd gedood was, zag Achitofel geen uitweg meer.
Hij kon en wilde niet leven met zijn verraad tegenover zijn vroegere
vriend David.
"Toen Achitofel merkte dat zijn raad niet werd opgevolgd,
zadelde hij zijn ezel en ging terug naar huis, naar Gilo. Thuis wikkelde hij
zijn zaken af en daarna verhing hij zich..." (2 Samuel 17:23, NBV2004)
Op dezelfde manier besloot Judas een einde aan zijn leven te maken en zijn leven
eindigde ergens aan een zelfgemaakte strop...
Naschrift
"De hogepriesters verzamelden de zilverstukken en zeiden tegen
elkaar: 'We mogen ze niet bij de tempelschat voegen, aangezien het bloedgeld
is.' Na ampel beraad kochten ze er de akker van de pottenbakker mee, die dan als
begraafplaats voor vreemdelingen kon dienen. Daarom heet die akker tot op de dag
van vandaag de Bloedakker. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet
Jeremia: 'En ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop hij
geschat was en dat ze hadden bepaald met de zonen van Israël, en ze betaalden er
de akker van de pottenbakker mee, zoals de Heer mij had opgedragen.' " (Matteüs
27:6-10, NBV2004)
In Handelingen 1 lezen we een ander verhaal over de achtergrond van de
'Bloedakker':
"Van de beloning voor zijn schanddaad kocht hij een stuk grond,
maar bij een val werd zijn buik opengereten, zodat zijn ingewanden naar buiten
kwamen. Alle inwoners van Jeruzalem hebben van deze gebeurtenis gehoord, en
daarom noemen ze dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama, wat ‘bloedgrond’
betekent." (Handelingen 1:18-19, NBV2004)
Deze woorden zijn uitgesproken door de apostel Petrus, enkele dagen na
de hemelvaart van Jezus. Dit is waarschijnlijk het verhaal over de
dood van Judas dat kort na het sterven van Jezus overal rondverteld werd.
De evangeliën zijn een stuk later geschreven, toen men beter wist hoe het echt
gebeurd was. Ik ga ervan uit dat het eerste verhaal de juiste weergave van de feiten
is.
Volgend onderwerp:
3.8.22. Jezus naar Pilatus