Helpdesk Site info Zoeken Extra
|
3.8.8. Vraag naar Jezus' bevoegdheid
Inhoud:
- Onderwijs op het tempelplein
- Gelijkenis van de twee zonen
- Nog meer gelijkenissen voor de Joodse leiders
Onderwijs op het tempelplein
In de week voorafgaande aan zijn kruisiging bracht Jezus veel tijd door op het tempelplein. Daar ging Jezus onderwijs geven over het Koninkrijk van de hemel, zoals Hij ook in andere delen van het Joodse land gedaan had. Daar was niets vreemds aan, want er waren wel meer rabbi's en wetgeleerden die in de zuilengalerijen van de tempel mensen om zich heen verzamelden om hen onderwijs te geven. Maar Jezus had geen reguliere opleiding voor rabbi's gedaan en daarom vonden de Joodse leiders dat Jezus geen recht had om godsdienstonderwijs te geven.
"Toen hij naar de tempel was gegaan en daar onderricht gaf, kwamen de hogepriesters en de oudsten van het volk naar hem toe. Ze vroegen hem: 'Op grond van welke bevoegdheid doet u die dingen? En wie heeft u die bevoegdheid gegeven?' " (Matteüs 21:23, NBV2004)
Jezus beantwoordde hun vraag met een wedervraag over het verband tussen de bediening van Johannes de Doper en die van Jezus. Allebei predikten ze en spoorden ze mensen om zich te bekeren tot God. Overigens: het stellen van wedervragen was heel normaal bij discussies onder Joden.
"Jezus ... zei tegen hen (=Joodse leiders): Ik zal u ook één ding vragen ... De doop van Johannes, vanwaar was die, uit de hemel of uit de mensen? En zij overlegden met elkaar, en zeiden: Als wij zeggen: Uit de hemel, dan zal Hij tegen ons zeggen: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? Maar als wij zeggen: Uit de mensen, dan zijn wij bevreesd voor de menigte, want zij houden allen Johannes voor een profeet. En zij antwoordden Jezus en zeiden: Wij weten het niet ..." (Matteüs 21:24-27, HSV2010)
Gelijkenis van de twee zonen
De Joodse leiders wisten het enige juiste antwoord: 'uit de hemel', maar door hun koppige eigenwijsheid kwam dat niet over hun lippen.
Jezus wilde zijn tegenstanders duidelijk maken hoe belangrijk het was voor hen om te luisteren naar de profeten die God naar hen gezonden had: Johannes en Jezus. Daarom vertelde Hij hen een mini-gelijkenis:
"Wat denkt u van het volgende? Iemand had twee zonen. Hij zei tegen de een: 'Jongen, ga vandaag in de wijngaard aan het werk.' De zoon antwoordde: 'Ik wil niet,' maar later bedacht hij zich en ging alsnog. Tegen de ander zei de man precies hetzelfde. Die antwoordde: 'Ja, vader,' maar ging niet. Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?’ Ze zeiden: ‘De eerste.’ ... " (Matteüs 21:28-31, NBV2004)
Hadden de Joodse leiders NOG niet begrepen dat zij zelf werden vergeleken met de ongehoorzame zoon? Zij meenden gehoorzaam te zijn aan Gods woorden (vooral aan de wet van Mozes), maar ze wilden Jezus niet erkennen. En dat terwijl Hij toch overduidelijk een door God gezonden profeet was en Gods woorden sprak. Gewone mensen en zondaren hadden Jezus wel erkend en zich bekeerd tot God.
"... Jezus zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk van God. Want Johannes is bij u gekomen in de weg van de gerechtigheid, en u hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; en hoewel u dat zag, hebt u later geen berouw gehad zodat ook u hem geloofde." (Matteüs 21:31-32, HSV2010)
Nog meer gelijkenissen voor de Joodse leiders
Om het NOG duidelijker te maken ging Jezus de aanwezige Joodse leiders twee gelijkenissen aan hen vertellen. Allebei gingen ze over de grimmige consequenties van hun afwijzing van zowel Johannes de Doper als Jezus.
Valt het je op hoeveel moeite Jezus voor de Joodse leiders deed om hen op het juiste pad te brengen?
Volgend onderwerp: