3.2.6. Bediening van Johannes

Aangekondigd door de profeten

Johannes was een boeteprediker, zoals veel profeten uit de tijd van het Oude Testament. Daarbij dreigde hij met goddelijke strafgerichten voor mensen die zijn boodschap zouden negeren.

De profeet Maleachi had het volgende geprofeteerd over de roeping van Johannes en de komst van de messias:

"Let op, ik zal mijn bode (=Johannes) zenden; hij zal de weg voor mij effenen. Opeens zal hij (=Jezus) naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen. Komen zal hij - zegt de HEER van de hemelse machten. - Wie zal die dag kunnen doorstaan? Wie zal overeind blijven wanneer hij verschijnt? Hij is als het vuur van een smid, als het loog van een wolwasser. Hij zal zitting houden als iemand die zilver smelt en het zuivert ... Ik zal naar jullie toe komen om recht te spreken, en ik zal niet aarzelen te getuigen tegen tovenaars en echtbrekers, tegen mensen die meineed plegen en mensen die hun dagloners uitbuiten, en tegen allen die weduwen en wezen onderdrukken en vreemdelingen geen plaats gunnen, want geen van allen hebben zij ontzag voor mij - zegt de HEER van de hemelse machten." (Maleachi 3:1-5, NBV2004)

In het Oude Testament kom je veel profetieën tegen die de indruk wekken dat de eerste komst van Jezus onmiddellijk gevolgd zou worden door de oordeelsdag. De prediking van Johannes sloot daar geheel bij aan. Uit het Nieuwe Testament leren we dat er tussen de eerste komst van Jezus en de oordeelsdag nog heel wat moest gebeuren. De toekomstvisie van Johannes was dus nog beperkt, maar zijn boodschap sloot naadloos aan bij wat de mensen al hadden gehoord over de messias. Zijn woorden waren precies wat ze nodig hadden om hun hart te reinigen en daarna open te staan voor de prediking van Jezus.

Prediking van Johannes

Johannes waarschuwde de mensen dringend om zich tot God te bekeren om niet door Gods strafgerichten verteerd te worden.

"De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen." (Matteüs 3:10, NBV2004)

"Zijn (=van Jezus) wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer grondig reinigen en Zijn tarwe in de schuur verzamelen en Hij zal het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden." (Matteüs 3:12, HSV2010)

Het doel van Johannes was dat de mensen zouden begrijpen dat het navolgen van alle Joodse wetregels hen op zich niet aanvaardbaar voor God maakten. Er zou een bekering van hun hart moeten plaatsvinden. Daarbij ging het om een vernieuwde toewijding aan God en een bewuste keuze om:

  1. tot inkeer te komen en hun zonden te belijden, waarna God hun zonden zou vergeven
  2. zich van harte voor te nemen om God en de medemensen te respecteren en lief te hebben, want een echte bekering leidt tot gedragsverandering

De mensen vroegen Johannes om praktische voorbeelden van de levensstijl die God van hen verwachtte.

"De mensen vroegen hem: 'Wat moeten we dan doen?' Hij antwoordde: 'Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met wie er geen heeft, en wie eten heeft moet hetzelfde doen.' Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen, en die vroegen hem: 'Meester, wat moeten wij doen?' Hij zei tegen hen: 'Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.' Ook soldaten kwamen hem vragen: 'En wij, wat moeten wij doen?' Tegen hen zei hij: 'Jullie mogen niemand afpersen en je ook niet laten omkopen, neem genoegen met je soldij.' " (Lucas 3:10-14, NBV2004)

De voorbeelden zijn even alledaags als die Jezus later zou geven en hadden allemaal te maken met liefde en respect voor de medemens. Johannes moest een fundament leggen voor het koninkrijk van de hemel dat Jezus later zou introduceren.

Doopbediening

"... Hij (=Johannes) doopte in de woestijn en verkondigde een doop van bekering tot vergeving van zonden." (Marcus 1:4, WV2012)

"... omdat Hij (=Jezus) aan Israël moest worden geopenbaard, daarom ben ik (=Johannes) komen dopen in water.' " (Johannes 1:31, WV2012)

Wanneer mensen ingingen op de prediking van Johannes en zich ernstig voornamen hun leven te beteren, werden ze door Johannes gedoopt door hen onder te dompelen in de Jordaan, de rivier die van het noorden naar het zuiden van het Joodse land stroomt. De apostel Johannes doopte voornamelijk aan de overkant van de Jordaan, dichtbij Betanië in Perea. De exacte locatie van deze plaats is niet bekend.

"Dit gebeurde in Betanië, aan de overkant van de Jordaan, waar Johannes doopte." (Johannes 1:28, NBV2004)

Later heeft Jezus ook mensen gedoopt, waarschijnlijk met dezelfde doop van bekering als Johannes.

"Daarna ging Jezus met zijn leerlingen naar een plaats in Judea. Ze bleven daar een tijd, en Jezus doopte er mensen. Ook Johannes doopte in dat gebied, in de plaats Enon, dicht bij Salim. Want er was in dat gebied veel water. Er kwamen daar veel mensen om zich te laten dopen." (Johannes 3:22-23, BGT2012)

Johannes heeft dus ook in Enon gedoopt. Dat ligt een heel stuk noordelijker, dichtbij Galilea. Misschien ging Johannes daar dopen om de mensen uit Galilea tegemoet te komen wat de afstand betreft.

De doop van Johannes en de christelijke doop

De doop van Johannes was uniek in zijn soort. Anders dan de christelijke doop die later door Jezus zou worden ingesteld (Matteüs 28:19) en die samenhing met bekering, geloof in Jezus en het ontvangen van nieuw leven door de Heilige Geest. De doop van Johannes had alleen betrekking op vergeving van beleden zonden na inkeer, als voorbereiding om Jezus te ontmoeten. Op de eerste Pinksterdag sprak de apostel Petrus zijn Joodse toehoorders als volgt aan:

"... Bekeer u! Ieder van u moet zich laten dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult u de gave van de heilige Geest ontvangen." (Handelingen 2:38, WV2012)

Veel van de dopelingen waren ongetwijfeld eerder door Johannes de Doper gedoopt.

Johannes verwijst de mensen naar Jezus

De evangelist Johannes introduceerde Johannes de Doper als volgt:

"Er kwam iemand die door God was gezonden; hij heette Johannes. Hij kwam als getuige, om van het licht te getuigen, opdat iedereen door hem zou geloven. Hij was niet zelf het licht, maar hij was er om te getuigen van het licht: het ware licht, dat ieder mens verlicht en naar de wereld kwam." (Johannes 1:6-9, NBV2004)

Johannes riep mensen op om Jezus te zoeken en naar Hem te luisteren. Maar als voorbereiding daarop hielp Johannes de mensen om zich voor te bereiden op Jezus' komst. Als Johannes er niet was geweest, zou er een te grote kloof zijn tussen het godsdienstige leven van het Joodse volk en de boodschap die Jezus bracht.

Johannes begreep heel goed dat alleen prediken en dopen maar een beperkt effect zou hebben. Hij heeft ook aanvullend onderwijs gegeven, want hij maakte discipelen, die steeds bij hem kwamen om naar zijn onderwijs te luisteren. Nadat Jezus op het toneel verschenen was, gingen veel van zijn volgelingen naar Jezus.

"Jezus was te weten gekomen dat de farizeeën gehoord hadden dat Hij meer leerlingen trok en doopte dan Johannes." (Johannes 4:1, WV2012)

En dat was precies wat Johannes wilde. Later, toen Jezus naar hem toe kwam om gedoopt te worden, zei Johannes tegen de mensen die bij hem stonden:

"... Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt." (Johannes 1:29, NBV2004)

Johannes vertelde zijn volgelingen over de dag dat hij Jezus mocht dopen:

"Hij is het over wie ik zei: 'Na mij komt iemand die meer is dan ik, want hij was er vóór mij.' " (Johannes 1:30, NBV2004)

Johannes nam tegenover Jezus een nederige, dienstbare positie in, zoals ook blijkt uit de volgende uitspraken van hem:

"De bruidegom krijgt de bruid; de vriend van de bruidegom staat te luisteren en is blij dat hij de stem van de bruidegom hoort. Dat vervult mij met grote vreugde. Hij moet groter worden en ik kleiner." (Johannes 3:29-30, NBV2004)

"Ik doop u in water met het oog op bekering. Maar Hij die na mij komt, is krachtiger dan ik. Ik ben te min om Hem zijn sandalen te brengen. Hij zal u dopen in heilige Geest en vuur." (Matteüs 3:11, WV2012)

Joodse leiders moeten niets van Johannes hebben

De Joodse leiders meenden dat ze vanwege hun afstamming van Abraham en hun trouwe gehoorzaamheid aan de wet van Mozes in de juiste verhouding tot God stonden. Johannes probeerde ook hen duidelijk te maken dat het bij God alleen gaat om persoonlijk geloof dat zich uit in daden van gerechtigheid. De meeste Joodse leiders kwamen hooguit een keer kijken wat Johannes deed en hoe de mensen erop reageerden.

Maar een behoorlijk aantal van hen kwam toch wel naar Johannes toe omdat ook zij gedoopt wilden worden. Johannes merkte heel duidelijk dat ze geen bekeerlijke houding hadden en met verkeerde motieven waren gekomen:

"Toen hij (=Johannes) zag dat velen uit de kringen van farizeeën en sadduceeën op zijn doop afkwamen, zei hij tegen hen: 'Addergebroed, wie heeft u voorgespiegeld dat u de komende toorn kunt ontlopen? Breng liever vrucht voort waaruit bekering blijkt. En denk maar niet dat u van uzelf kunt zeggen: Wij hebben Abraham als vader. Want ik zeg u dat God van deze stenen kinderen kan maken voor Abraham.' " (Matteüs 3:7-9, WV2012)

De mensen die de doop van Johannes afwezen zouden later Jezus ook afwijzen. Deze mensen bewezen daarmee dat zij blind waren voor de dingen van God en dat hun hart verhard was.

In de week voor zijn kruisiging had Jezus op het tempelplein een gesprek met de Joodse leiders. Bij die gelegenheid stelde Jezus hen een vraag over Johannes de Doper, waaruit blijkt dat het verwerpen of aannemen van Johannes in nauw verband stond met het verwerpen of aannemen van Jezus:

"Jezus ... zei tegen hen (=Joodse leiders): Ik zal u ook één ding vragen ... De doop van Johannes, vanwaar was die, uit de hemel of uit de mensen? En zij overlegden met elkaar, en zeiden: Als wij zeggen: Uit de hemel, dan zal Hij tegen ons zeggen: Waarom hebt u hem dan niet geloofd? Maar als wij zeggen: Uit de mensen, dan zijn wij bevreesd voor de menigte, want zij houden allen Johannes voor een profeet. En zij antwoordden Jezus en zeiden: Wij weten het niet ..." (Matteüs 21:24-27, HSV2010)

Even later kwam Jezus toen nog een keer terug op de bediening van Johannes:

"Want Johannes is bij u gekomen in de weg van de gerechtigheid, en u hebt hem niet geloofd; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem geloofd; en hoewel u dat zag, hebt u later geen berouw gehad zodat ook u hem geloofde." (Matteüs 21:32, HSV2010)