3.6.6. Jezus en tollenaars

In de tijd van Jezus waren tollenaars de mensen die belasting inden namens de Romeinse autoriteiten. Er werd bijvoorbeeld tolgeld gevraagd bij grensovergangen, wegen of bruggen. Een tollenaar mocht vragen wat hij wilde, zolang hij de vereiste bedragen afstond aan de Romeinen. De tollenaars behoorden tot de meest verachte mensen onder de Joden, vanwege hun geldzucht en hun banden met de Romeinse bezetters van hun land. Uit Joodse geschriften blijkt dat tollenaars in die tijd moesten worden beschouwd als heidenen.

Tollenaars luisteren naar Johannes de Doper

Toen Johannes de Doper mensen opriep om hun leven te beteren, waren er ook tollenaars die daaraan gehoor gaven.

"Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen, en die vroegen hem: 'Meester, wat moeten wij doen?' Hij zei tegen hen: 'Vorder niet meer dan wat jullie is opgedragen.' " (Lucas 3:12-13, NBV2004)

Daarmee hadden deze tollenaars een voorsprong op de Joodse leiders, die niet alleen Johannes afwezen, maar later ook Jezus.

"Alle mensen die dit hoorden, ook de tollenaars, brachten hulde aan God en zijn gerechtigheid: zij hadden zich immers door Johannes laten dopen. Maar de farizeeën en wetgeleerden verwierpen het plan van God: zij hadden zich immers niet door hem laten dopen." (Lucas 7:29-30, NBV2004)

Tollenaars voelen zich geaccepteerd door Jezus

Jezus schaamde zich er niet voor om met tollenaars om te gaan, en ook niet met andere mensen die als uitschot van de samenleving werden beschouwd. Deze mensen luisterden graag naar Jezus, omdat Hij vol liefde naar hen keek, respectvol en niet vol minachting, zoals de farizeeën.

"Alle tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar hem te luisteren." (Lucas 15:1, NBV2004)

Deze mensen voelden zich door Jezus geaccepteerd zoals ze waren en daarin was Jezus zo ontzettend anders dan alle andere mensen om hen heen.

Een tollenaar wordt één van de twaalf discipelen

Jezus koos zelfs een tollenaar uit om één van zijn twaalf naaste discipelen worden.

"En Jezus ging vandaar verder en zag iemand in het tolhuis zitten, die Mattheüs heette; en Hij zei tegen hem: Volg Mij! En hij stond op en volgde Hem." (Matteüs 9:9, HSV2010)

Matteüs is niet alleen een discipel van Jezus geworden, maar ook de auteur van het Matteüs evangelie. Het spreekt vanzelf dat we zijn eigen verhaal daarin kunnen lezen!

Zie meer in onderwerp 'Roeping van enkele discipelen' in dit hoofdstuk.

Ergernis van de farizeeën

Jezus en de discipelen waren gevraagd om bij een tollenaar thuis te eten, waarbij ook andere tollenaars aanwezig waren en nog een paar anderen. Meestal werden maaltijden met veel gasten in de open lucht gehouden, voor het oog van de voorbijgangers. Toen kwamen er ook een paar farizeeën langs, die zich blauw ergerden aan Jezus, die zich gedroeg als een vriend van tollenaars (Matteüs 11:19).

"Toen Jezus eens bij hem thuis kwam eten, waren daar ook veel tollenaars en zondaars; zij aten met hem en zijn leerlingen mee. De farizeeën zagen dat en vroegen aan zijn leerlingen: ‘Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?’ " (Matteüs 9:10-11, GNB1996)

Jezus probeerde de farizeeën duidelijk te maken dat het omzien naar 'verloren mensen' een belangrijk deel van zijn missie was:

"... Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: 'Barmhartigheid wil ik, geen offers.' Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.' " (Matteüs 9:12-13, NBV2004)

Bij een andere ontmoeting met farizeeën vertelde Jezus eens een gelijkenis waarin Hij op een confronterende manier een zelfvoldane farizeeër vergeleek met een tollenaar die tot inkeer was gekomen. Niet voor niets zei Jezus een keer tegen de Joodse leiders:

"...Ik verzeker u, tollenaars en hoeren gaan u voor naar het koninkrijk van God." (Matteüs 21:31, WV2012)

En daar konden ze het mee doen.

Een onderwerp over de tollenaar 'Zacheüs' vind je verderop in dit hoofdstuk.

Gespreksvragen

  1. Hoe zou het komen dat tollenaars openstonden voor wat Johannes de Doper en Jezus te zeggen hadden?
  2. De houding van Jezus tegenover tollenaars was heel anders dan die van farizeeën. Wat laat dat zien over farizeeën en Jezus?