banner image

 

3.6.15. Rijke jongeman

Het verhaal van de rijke jongeman die aan Jezus vroeg hoe hij het eeuwige leven kon verwerven, lezen we in Matteüs 19:16-26, Marcus 10:17-27 en Lucas 18:18-27.

Wie was deze jongeman?

"Toen hij zijn weg vervolgde, kwam er iemand naar hem toe die voor hem op zijn knieën viel en vroeg: 'Goede Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?' " (Marcus 10:17, NBV2004)

"En een leidinggevende vroeg Hem en zei: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?" (Lucas 18:18, HSV2010)

De jongeman kwam uit hooggeplaatste kringen en hij was behoorlijk rijk. Hij had ook een leidinggevende positie. Alles wijst erop dat hij vanaf zijn jeugd uitstekend godsdienstig onderwijs had ontvangen en dat hij nauwgezet had geleefd zoals hem was geleerd. Hoogstwaarschijnlijk was hij een farizeeër of een farizeeër in opleiding. Maar daarin had hij niet die voldoening gevonden die hij ervan verwacht had.

Tenslotte zocht de jongeman Jezus op. Hij had waarschijnlijk van andere mensen gehoord dat deze rabbi het steeds over een nieuwe manier van leven had en mogelijk kon die hem verder helpen. De jongeman benaderde Jezus uiterst beleefd (zelfs nederig) en respectvol:

Reactie van Jezus

Het viel Jezus op dat de jongeman Hem aansprak als 'goede Meester'.

"Jezus antwoordde: 'Waarom noemt u mij goed? Niemand is goed, alleen God." (Lucas 18:19, NBV2004)

Inderdaad was men in die tijd niet gewend om iemand zo aan te spreken, omdat die kwaliteit eigenlijk alleen aan God werd toegekend. Mensen konden nooit 'goed' worden zoals God, omdat niemand volmaakt leefde volgens Gods geboden. En juist over die geboden sprak Jezus de jongeman aan:

"De geboden kent u: geen echtbreuk plegen, niet doden, niet stelen, niet vals getuigen, en uw vader en uw moeder eren." (Lucas 18:20, WV2012)

Dat was niet precies was de jongeman verwacht had, want dat wist hij allang.

"Hij zei Hem: 'Meester, aan dat alles heb ik mij van jongs af gehouden.' Jezus keek hem aan en ging van hem houden ..." (Marcus 10:20-21, WV2012)

Uit de werkwoordvorm voor 'aankijken' in de Griekse brontekst is op te maken dat Jezus Hem enige tijd lang in de ogen keek ... en van hem ging houden. Deze jongeman was zo oprecht en hij had zo ontzettend zijn best gedaan om Gods goedkeuring te verdienen. Maar hij miste iets en hij had wanhopig gezocht naar het geheim van het eeuwige leven, het leven dat van God komt. En nu stond hij oog in oog met Jezus die zelf de bron van dat eeuwige leven was.

Jezus' uitdaging om het hoogste doel te bereiken

Jezus proefde de oprechtheid van de jongeman, maar wist dat er in zijn leven een levensgrote verhindering was om het felbegeerde nieuwe leven te ontvangen. Hij was namelijk erg gehecht aan zijn geld. Zijn bezit was zijn zekerheid en was een belangrijk onderdeel van zijn identiteit geworden. Kortom: het was zijn afgod. En daardoor overtrad hij onbewust het eerste van de tien geboden: 'Geen andere goden dienen'. Jezus gaf hem het volgende antwoord op zijn vraag:

"... Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij." (Marcus 10:21, NBV2004)

"... Als je volmaakt wilt zijn, ga dan naar huis, verkoop alles wat je bezit en geef de opbrengst aan de armen; dan zul je een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg mij." (Matteüs 19:21, NBV2004)

Let op de eerste woorden uit de tweede weergave van Jezus' antwoord: "Als je volmaakt wilt zijn." Jezus stond hier bij een jongeman die naar het hoogste doel streefde, en Jezus WEES hem de weg naar het hoogste doel. Het woord volmaakt in de Griekse brontekst is 'teleios' en dat is afgeleid van 'telos' dat 'doel' betekent. Volmaaktheid is in Jezus' ogen geen perfectie of zondeloosheid, maar gerichtheid op het hoogste doel dat God voor je heeft.

Teleurgesteld en geschokt

Het antwoord van Jezus priemde diep in het hart van de jongeman. Jezus hield hem een spiegel voor en daardoor voelde hij zich erg ongemakkelijk.

"Na dit antwoord ging de jongeman terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen." (Matteüs 19:22, NBV2004)

De discipelen wisten niet wat ze hoorden. Waarom deed Jezus zo moeilijk tegen die jongeman?

"Jezus liet zijn blik rondgaan en zei tegen zijn leerlingen: 'Wat is het toch moeilijk voor mensen met geld om het koninkrijk van God binnen te gaan.' De leerlingen schrokken van zijn woorden. Maar Jezus ging door en zei opnieuw tegen hen: 'Vrienden, wat is het toch moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan. Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het koninkrijk van God.' Daar schrokken ze nog meer van en ze zeiden tegen elkaar: 'Wie kan er dan nog gered worden?' Jezus keek hen aan en zei: 'Bij de mensen kan dat niet, maar bij God wel, want bij God kan alles.' " (Marcus 10:23-27, WV2012)

Waarom was iedereen zo geschrokken van het antwoord van Jezus? De mensen meenden dat aardse bezittingen een zegen van God waren en niets te maken hadden met het dienen van God. Jezus beloofde het nieuwe leven aan iedereen die in Hem geloofde. Maar 'geloven' houdt meer in dan een godsdienstige overtuiging hebben en keurig netjes proberen te leven volgens de leefregels van de Bijbel. Het is ook afstand nemen van alles wat je verhindert om tot volledige overgave aan Jezus te komen. En die prijs is voor veel mensen te hoog. Ook voor mensen die geloven dat Jezus voor hun zonden gestorven is, maar toch zijn blijven leven zoals ze zelf willen. Ook voor hen geldt de boodschap van Jezus: geef je HELE leven aan mij over en ... je zult het nieuwe leven ontvangen.

Het verhaal van de kameel en het oog van de naald is niets anders dan een opzettelijke overdrijving van Jezus om zijn bewering te benadrukken.

De prijs en het loon voor het discipelschap

"Petrus nam het woord en zei: 'Maar wij hebben alles achtergelaten om u te volgen!' Jezus zei: 'Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie, zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven.' " (Marcus 10:28-30, NBV2004)

Bij een andere gelegenheid zei Jezus het volgende over het ware discipelschap:

"Verkoop uw bezittingen en geef de opbrengst weg als liefdegave. Maak voor uzelf beurzen die niet verslijten, een schat die niet opraakt, in de hemelen, waar de dief niet bij komt en die door de mot niet aangetast wordt. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn." (Lucas 12:33-34, HSV2010)

Dat betekent niet dat Jezus dit letterlijk van elke volgeling eist, maar dat Jezus de weg wijst naar de ultieme vorm van discipelschap, om een navolger te worden van Jezus die zelf ook alles van zichzelf weggaf en na zijn kruisdood de hoogst denkbare ereplaats van zijn Vader ontving.

Het bijzondere van deze ontmoeting

In allerlei opzichten was deze ontmoeting anders dan alle andere die we vanuit de Bijbel kennen:

Bovendien: van alle ontmoetingen die we in de Bijbel lezen over Jezus met mensen die met een open hart bij Hem kwamen, is dit één van de weinige zonder een happy end. Jezus moet een bijzondere reden hebben gehad om zo te reageren.

De rijke jongeman en Paulus

Toen ik daarover nadacht kwam ik uit bij een andere jonge farizeeër die enige tijd later een leidende rol speelde bij de steniging van Stefanus:

"En zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem, en de getuigen legden hun kleren af aan de voeten van een jongeman, die Saulus heette." (Handelingen 7:58, HSV2010)

Hoe was deze jonge farizeeër de meest fanatieke christenvervolger geworden? Was hij soms die rijke jongeman die als reactie op Jezus' onmogelijke uitdaging een extreme afkeer van Hem had gekregen? Deze Saulus (later Paulus genoemd) had daarna een ontmoeting met Jezus, die tegen hem zei:

"Ik ben Jezus, Die u vervolgt. Het is hard voor u, met de hielen tegen de prikkels te slaan." (Handelingen 9:5, HSV2010)

(Deze woorden komen in de meeste Nederlandse Bijbelvertalingen niet voor.) Jezus wees Saulus op zijn verzet tegen het plan van God met zijn leven: het apostelschap. De rijke jongeman uit dit onderwerp zou dus de apostel Paulus kunnen zijn, die heeft geschreven:

"Maar wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Sterker nog, alles beschouw ik als verlies. Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles. Omwille van hem heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen en één met hem zijn..." (Filippenzen 3:7-9, NBV2004)

Dat klinkt toch als woorden van een rijke jongeman die afstand heeft gedaan van zijn aardse bezittingen?

Vergeet ook niet wat Jezus tegen zijn discipelen zei naar aanleiding van de ontmoeting met de rijke jongeman:

"... Bij de mensen kan dat niet, maar bij God wel, want bij God kan alles." (Marcus 10:27, WV2012)

Jezus had de jongeman dus niet afgeschreven, maar had hem uitgedaagd om het hoogste doel te bereiken. Jezus wist dat hij deze uitdaging aankon en die op een later moment toch zou oppakken!

Tenslotte: Jezus heeft de roeping tot discipelschap met de woorden 'Volg Mij' alleen uitgesproken tegen Matteüs (of Levi), Natanaël en Petrus, behorende tot de twaalf naaste discipelen van Jezus (afgezien van Lucas 9:57-62, maar dat was een heel ander verhaal.)

Conclusie

Deze rijke jongeman zou heel goed de apostel Paulus kunnen zijn. Maar er is onvoldoende Bijbelse onderbouwing om het stellig te kunnen beweren, omdat Paulus niets over  die ontmoeting geschreven heeft. In elk geval is het leven van de apostel Paulus een voorbeeld van de manier waarop God het onmogelijke mogelijk maakt. En ook een voorbeeld van wat Jezus van de rijke jongeman had kunnen maken als hij de uitdaging van Jezus later alsnog had aangenomen.

En wat kan deze ontmoeting voor jou betekenen? Het brengt je bij de eenvoudige vraag: wil je een echte discipel van Jezus zijn en mag het je wat kosten? Of wil je liever 'gewoon' geloven?

Zie ook onderwerp 'Discipelschap' in hoofdstuk 'Toewijding'.

Gespreksvragen

  1. Op welke manier benaderde de jongeman Jezus?
  2. Hoe denk je dat de jongeman over zijn rijkdom dacht voordat hij bij Jezus kwam?
  3. Wat valt je op over de manier waarop Jezus naar hem keek?
  4. Waarom vroeg Jezus de jongeman om iets te bereiken waarvan Hij later zei dat het menselijkerwijs onmogelijk was?
  5. Wat vind je van de vergelijking met de apostel Paulus? Zou deze jongeman de latere apostel Paulus kunnen zijn? Waarom wel/niet?
  6. Welke belemmeringen zijn er in jouw leven om Jezus volledig te kunnen volgen? Ben je bereid die belemmeringen uit je leven te verwijderen?