Een van de meest geliefde verhalen uit het evangelie van Lucas is de geschiedenis van twee mannen die op weg waren naar Emmaüs, ongeveer 11 km ten noordwesten van Jeruzalem. Een van hen heette Kleopas, in de Bijbel ook wel Klopas genoemd (Johannes 19:25) of Alfeüs (Matteüs 10:3). Hij was de vader van de apostel Jakobus. Wie de andere persoon was is niet bekend. In ieder geval waren het volgelingen van Jezus die in nauw contact stonden met de elf discipelen en wellicht eerder die dag bij hen waren geweest.
"Diezelfde dag gingen twee van de leerlingen op weg naar een dorp dat Emmaüs heet en zestig stadie van Jeruzalem verwijderd ligt. Ze spraken met elkaar over alles wat er was voorgevallen. Terwijl ze zo met elkaar in gesprek waren, kwam Jezus zelf naar hen toe en liep met hen mee, maar hun blik werd vertroebeld, zodat ze hem niet herkenden." (Lucas 24:13-16, NBV2004)
Ze hadden Jezus van dichtbij meegemaakt, dus ze zouden Hem gemakkelijk kunnen herkennen. Maar het lijkt erop dat Jezus ervoor zorgde dat ze Hem niet herkenden, maar dat ze dat zelf mochten ontdekken.
Jezus begon een open gesprek met de beide mannen:
"Hij sprak tot hen: 'Waarover lopen jullie zo druk met elkaar te praten?' Met sombere gezichten bleven ze staan. Een van hen, die Kleopas heette, gaf Hem ten antwoord: 'Bent U dan de enige inwoner van Jeruzalem die niet weet wat daar de afgelopen dagen is gebeurd?' " (Lucas 24:17-18, WV2012)
Dit is ronduit komisch! De mannen dachten dat ze ontmoeting hadden met de enige persoon die NIET wist wat er met Jezus gebeurd was, terwijl het de enige persoon was die het WEL wist! Jezus had hen natuurlijk meteen uit de droom kunnen helpen door iets te zeggen als: "Ik ben Jezus en ik ben opgestaan uit de dood!" Maar Jezus wilde dat ze het zelf zouden ontdekken. De afgelopen drie jaar had Jezus diezelfde aanpak gehanteerd. Hij zei niet tegen de mensen: "Kijk, Ik ben de beloofde messias!" Maar Hij daagde hen uit om dat zelf te ontdekken vanuit zijn woorden en daden.
"Jezus vroeg hun: 'Wat dan?' Ze antwoordden: 'Wat er gebeurd is met Jezus uit Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk. Onze hogepriesters en leiders hebben hem ter dood laten veroordelen en laten kruisigen. Wij leefden in de hoop dat hij degene was die Israël zou bevrijden, maar inmiddels is het de derde dag sinds dit alles gebeurd is. Bovendien hebben enkele vrouwen uit ons midden ons in verwarring gebracht. Toen ze vanmorgen vroeg naar het graf gingen, vonden ze zijn lichaam daar niet en ze kwamen zeggen dat er engelen aan hen waren verschenen. De engelen zeiden dat hij leeft. Een paar van ons zijn toen ook naar het graf gegaan en troffen het aan zoals de vrouwen hadden gezegd, maar Jezus zagen ze niet.' " (Lucas 24:19-24, NBV2004)
De Emmaüsgangers waren duidelijk teleurgesteld en verward door de gebeurtenissen. Kennelijk was Jezus niet de beloofde verlosser van Israël, maar wie was Hij dan wel? En met zijn kruisiging was al hun hoop vervlogen.
"Toen zei hij tegen hen: 'Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben? Moest de messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?' Daarna verklaarde hij hun wat er in al de Schriften over hem geschreven stond, en hij begon bij Mozes en de Profeten." (Lucas 24:25-27, NBV2004)
Jezus legde hen uit dat de Schrift (het Oude Testament dus) profetieën bevat over wat Hem was overkomen. Het paste allemaal in Gods grote plan met de wereld dat Jezus doelbewust zijn leven had afgelegd en vervolgens was opgestaan. De Emmaüsgangers namen de uitleg van Jezus gretig in hun hart op en hun innerlijk begon als het ware te gloeien van blijde ontdekking.
Toen ze in Emmaüs aankwamen deed Jezus alsof Hij verder wilde lopen. Jezus wilde dat ze zelf een keuze zouden maken: (1) Hem bedanken voor de prachtige Bijbeluitleg en zeggen dat ze over zouden nadenken (2) Hem uitnodigen om meer van Hem te horen. De twee mannen hadden honger naar meer waarheid en vroegen Jezus om bij hen thuis te komen eten. Toen Jezus zogenaamd aarzelde, vroegen ze het nog een keer en wel zo dringend dat Jezus er niet meer onderuit kon.
"Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: 'Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.' Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen." (Lucas 24:28-29, NBV2004)
Het leek erop dat Jezus alle tijd had. Toen ze begonnen te eten werd Jezus gevraagd om hen voor te gaan in het zegengebed voor de maaltijd.
"Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik." (Lucas 24:30-31, NBV2004)
Hoe ontdekten ze dat Jezus bij hen was? Door de manier waarop Hij God zegende en dankte voor het eten? Of doordat ze de littekens op zijn beide handen zagen? Op dat moment verdween Jezus even plotseling en geruisloos uit hun midden als dat Hij bij hen gekomen was. Ze gingen helemaal uit hun dak van blijdschap. Ze hadden Jezus gezien! En ook al zagen ze Hem niet meer met hun ogen, met hun geestelijke zintuigen BLEVEN ze Hem zien!
Wanneer iemand een echte ontmoeting met Jezus heeft gehad kan hij het eenvoudigweg niet voor zichzelf houden maar MOET hij er met anderen over praten. Ken je dat uit eigen ervaring? Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over.
"En meteen stonden ze op en gingen terug naar Jeruzalem. Ze gingen naar de elf leerlingen, die daar bij elkaar waren met de andere leerlingen." (Lucas 24:33, BGT2012)
Ondanks het late tijdstip liepen de twee Emmaüsgangers zo snel mogelijk terug naar Jeruzalem om de elf discipelen te vertellen wat ze hadden meegemaakt. Uit het bovenstaande Bijbelgedeelte blijkt dat er ook andere volgelingen van Jezus bij hen waren. Daar werden ze enthousiast begroet met de woorden:
"... De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en hij is aan Simon verschenen!" (Lucas 24:34, NBV2004)
De andere aanwezige discipelen waren intussen overtuigd van het feit van Jezus' opstanding. Toen de vrouwen erover vertelden, wilden ze het niet geloven. Van Petrus hadden ze het wel aangenomen. En door het verhaal van de Emmaüsgangers werd hun geloof alleen maar versterkt.