Uit de vier evangeliën blijkt dat Jezus de laatste weken alleen optrok met zijn elf discipelen, om hen voor te bereiden voor hun taak als zijn apostelen.
Nog maar enkele dagen geleden, op de avond van de laatste pesachmaaltijd, had Jezus nadrukkelijk tegen de discipelen gezegd dat Hij hen na zijn opstanding in Galilea wilde ontmoeten:
"Maar nadat Ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea." (Marcus 14:28, NBV2004)
De engelen hadden dezelfde boodschap aan de vrouwen meegegeven, die ze aan de apostelen moesten doorgeven:
"Maar ga heen, zeg tegen Zijn discipelen, en Petrus dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult u Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft." (Marcus 16:7, HSV2010)
En toch kwam niemand van hen op het idee om zo gauw mogelijk naar Galilea te gaan. Acht dagen later zaten ze nog steeds in Jeruzalem (Johannes 20:26) toen Jezus daar voor de tweede maal verscheen om zich speciaal aan Tomas te vertonen. Jammer van die verloren dagen!
In Johannes 21 lezen we dat de discipelen uiteindelijk toch naar Galilea zijn gegaan. Ze hoopten dat ze weer op de oude voet verder zouden verder gaan als Jezus bij hen kwam. Ze wisten niet de exacte plaats van ontmoeting en toen er een tijdje niets gebeurde werd Petrus een beetje ongedurig. Zo was Petrus gewoon.
"Petrus zei: 'Ik ga vissen.' 'Wij gaan met je mee,' zeiden de anderen ..." (Johannes 21:3, NBV2004)
Het waren niet allemaal vissers van beroep. We lezen dat een man als Natanaël uit Kana ook meedeed (Johannes 21:2). Hij was een boer, die waarschijnlijk nog nooit van zijn leven een visnet in zijn handen had gehad. Petrus moet wel gedacht hebben: "Heerlijk! Weer op het water, net als vroeger!" In ieder geval zeilden ze broederlijk over het meer van Tiberias.
"... Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets." (Johannes 21:3, NBV2004)
Helaas, zonder succes.
"En toen het al ochtend geworden was, stond Jezus aan de oever, maar de discipelen wisten niet dat het Jezus was. Jezus dan zei tegen hen: Kinderen, hebt u niet iets voor bij het eten? Zij antwoordden Hem: Nee." (Johannes 21:4-5, HSV2010)
De vreemdeling sprak hen aan met 'kinderen' en dat zei men alleen tegen jonge mensen of goede bekenden. Aan de werkwoordsvorm in de Griekse brontekst is te zien dat de spreker het antwoord 'nee' verwachtte. Een betere weergave zou zijn: "Jullie hebben zeker geen lekker visje voor me gevangen, hè?" Helaas moesten ze toegeven dat ze inderdaad niets hadden gevangen, maar hoe wist die vreemdeling dat? Ze hadden nog niet door dat het Jezus was die hen had toegeroepen.
"Toen zei Jezus: 'Gooi het net dan uit aan de rechterkant van de boot, dan zullen jullie wel wat vangen!' Dat deden ze. Toen zat het net zo vol met vissen, dat ze het niet meer aan boord konden trekken. De leerling van wie Jezus veel hield, zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!'..." (Johannes 21:6-7, BGT2014)
Jezus riep dat ze het net aan de stuurboordkant moesten uitwerpen. Elke visser wist dat dat erg onpraktisch was. De rechterkant van het schip is namelijk de kant van het roer waarmee het schip bestuurd wordt. Dat roer zat niet aan de achterkant, maar rechts achteraan in de vorm van een roeispaan. Vandaar de scheepsterm 'stuurboord' voor rechts. Het net zou aan de rechterkant verstrengeld kunnen raken met het roer en het schip onbestuurbaar maken. Misschien betekende het wel dat het schip (bijna) stil zou blijven liggen.
Maar toch luisterden de discipelen naar het advies van de vreemdeling, misschien uit beleefdheid. Het gevolg was overdonderend: een overvloedige hoeveelheid vis. Hoe kon dit? De hele nacht niets vangen, en nu een net zo vol dat het niet te tillen was. Johannes had als eerste door wie de vreemdeling was. Hij herkende in deze situatie de hand van zijn Meester. Ze hadden dit immers eerder meegemaakt!." Het is de Heer!", brulde hij naar de anderen. Inderdaad, ZONDER Jezus hadden ze niet gepresteerd en hadden ze bot gevangen, maar MET Jezus vingen ze een grote hoeveelheid vis. Dat is les 1 van het discipelschap en van de kunst om vissers van mensen te worden: Jezus gehoorzamen, precies doen wat Hij gezegd heeft en je afhankelijk weten van zijn hulp.
"... Het (=het net) zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet." (Johannes 21:11, NBV2004)
Toen Petrus doorhad dat Jezus aan de kant stond, liet hij de netten uit zijn handen glijden, want hij wilde direct naar Jezus.
"... Toen Petrus dat hoorde, deed hij zijn bovenkleren aan Hij had namelijk alleen een hemd aan." (Johannes 21:7, BGT2014)
Vissers doen hun werk meestal met alleen een onderkleed aan, terwijl ze hun bovenkleding ergens in de boot laten liggen. De evangelist Johannes noemde dit detail omdat het komisch was. Petrus deed dus zijn bovenkleding aan, want hij wilde bij Jezus niet in zijn hemd staan. En toen liep hij door het tamelijk hoog staande water zo snel mogelijk naar de kant, waardoor hij van top tot teen kletsnat werd. Dat was de spontane Petrus en zijn liefde voor Jezus was ook spontaan en eerlijk.
"De andere leerlingen gingen met de boot naar het land. Ze waren er niet ver vandaan, ongeveer 100 meter. Ze sleepten het net met de vissen achter de boot aan." (Johannes 21:7-8, BGT2014)
De keerzijde van het spontane karakter van Petrus was dat hij de anderen nu het zware werk liet doen. Even later kwamen de anderen eraan en lieten ze de boot stranden op de oever. Zij konden nu hun bovenkleding uit de boot pakken en aantrekken. Zo kwamen ze met droge kleding bij Jezus aan. Petrus stond als enige te druipen en te bibberen. Hij zal wel het nodige commentaar van zijn vrienden hebben gekregen...
"Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. Jezus zei: 'Breng ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.' Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land." (Johannes 21:10, NBV2004)
Het werd weer net als voorheen! Jezus en de discipelen die met elkaar gingen eten.
"Jezus zei tegen hen: 'Kom, eet iets.' Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, ze begrepen dat het de Heer was. Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en hij gaf hun ook vis. Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat hij uit de dood was opgestaan." (Johannes 21:12-14, NBV2004)
Jezus zorgde voor brood en vis, net zoals bij de wonderbaarlijke spijziging toen Jezus duizenden mensen te eten gaf. Maar deze keer was het een privé ontmoeting alleen met zijn beste vrienden.
Toch keken ze een beetje onwennig naar Jezus. Niemand durfde Hem te vragen of Hij echt wel Jezus was, want ze wisten dat Hij het was. Maar Jezus moet met zijn verheerlijkte, vernieuwde lichaam toch een andere uitstraling hebben gehad dan voorheen.
Nadat Jezus en zijn discipelen hadden gegeten, vroeg Jezus plotseling aan Petrus of hij nog steeds meer van Hem hield dan alle anderen. Petrus had op de dag van Jezus' gevangenneming beweerd dat hij meer van Jezus hield dan alle anderen (Matteüs 26:33). En uitgerekend Petrus had Jezus driemaal verloochend en bewezen dat zijn toewijding voor Jezus geen stand had gehouden. Petrus was daardoor natuurlijk erg afgegaan tegenover de anderen. Hij wist dat hij het niet langer verdiende om hun leider te zijn. Jezus stelde deze vraag ook driemaal aan Petrus, maar noemde hem wel bij zijn oude naam: Simon (dat betekent rietstengel) en niet Petrus (rotsman). Jezus gaf Petrus de gelegenheid om voor elke keer dat hij Jezus verloochend had, te vertellen dat hij van Jezus hield. Om daardoor afstand te nemen van gemaakte fouten en om zijn reputatie te zuiveren.
"(1) ... 'Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan
de anderen hier?'
Petrus antwoordde: 'Ja, Heer,
u weet dat ik van u houd.'
Hij zei: 'Weid mijn lammeren.'
(2) Nog eens vroeg hij: 'Simon, zoon van
Johannes, heb je me lief?'
Hij antwoordde: 'Ja,
Heer, u weet dat ik van u houd.'
Jezus zei: 'Hoed mijn schapen,'
(3) en voor de derde maal vroeg hij hem:
'Simon, zoon van Johannes, houd je van me?'
Petrus werd
verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield.
Hij zei: 'Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.'
Jezus zei: 'Weid mijn schapen. " (Johannes
21:15-17, NBV2004)
Let op: in dit Bijbelgedeelte worden twee uitdrukkingen gebruikt die hetzelfde lijken, maar toch verschillend zijn: 'houden van' en 'liefhebben'. Mooi dat de NBV vertaling dat zo duidelijk laat uitkomen. Het woord 'liefhebben' heeft betrekking op de ware, onbaatzuchtige, zegenende liefde, terwijl met 'houden van' de minder diepgaande, sociale liefde wordt bedoeld. Jezus vroeg Petrus eerst twee keer of hij die hoogstaande liefde voor Hem had. Beide keren antwoordde Petrus dat hij wel van Jezus hield, maar durfde het geen liefde te noemen.
Jezus wist dat Petrus die pure zegenende liefde niet kon opbrengen, want dat is een soort liefde die alleen God een mens in het hart kan geven. Dus de derde keer vroeg Jezus of Petrus dan op het menselijke vlak van Hem hield. Waarop Petrus het te kwaad kreeg en uitriep dat hij dat echt wel deed. Dat wist Jezus toch? Jezus was tevreden met zijn antwoorden in het besef dat Petrus kort daarna met de Heilige Geest gedoopt zou worden. Daardoor zou hij WEL in staat zijn om Jezus met die goddelijke, onbaatzuchtige liefde lief te hebben!
Petrus had Jezus driemaal verloochend. Nu had hij zijn liefdevolle toewijding driemaal aan Jezus beleden en de andere discipelen waren daar getuige van. Jezus had driemaal uitgesproken dat Hij hem vertrouwde en de zorg voor schapen (=gelovigen aan wie hij leiding zou geven) toevertrouwde. Alle apostelen begrepen dat Jezus Petrus weer toevertrouwde om de leider van de groep te zijn bij het uitvoeren van de Grote Opdracht om het evangelie van Jezus uit te dragen. En zo werd Petrus officieel tot de onbetwiste leider van de groep discipelen verklaard.
Omdat Jezus wist dat de eigengereidheid van Petrus een belemmering was voor zijn toekomstige functioneren als apostel, zei Hij tegen Petrus:
" 'Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.' Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God. Daarna zei hij: 'Volg mij.' " (Johannes 21:18-19, NBV2004)
Jezus zei dus dat Petrus oud zou worden en dan een gewelddadige dood zou sterven. De gebruikte uitdrukkingen doen denken aan kruisiging. Petrus is inderdaad in Rome gekruisigd. Jezus gaf hem de gelegenheid om zich daar mentaal op voor te bereiden.
Die laatste woorden 'volg Mij' betekenen dat Jezus opstond en Petrus wenkte om een eindje met Hem mee te lopen, waarschijnlijk om verder op dat onderwerp door te gaan, buiten het gehoor van de anderen. Even later merkte Petrus dat Johannes ook achter hen meeliep. Het is niet duidelijk waarom hij dat deed. Had hij ook nog een paar persoonlijke vragen aan Jezus willen stellen?
"Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus hield hen volgde - de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus toegebogen had om te vragen wie het was die hem zou verraden. Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus: 'En wat gebeurt er met hem, Heer?' Maar Jezus antwoordde: 'Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.' " (Johannes 21:20-22, NBV2004)
Door deze woorden van Jezus werd het duidelijk dat Johannes een andere toekomst tegemoet zou gaan.
"Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en zusters gedacht dat deze leerling niet zou sterven, maar Jezus had niet gezegd: 'Hij zal niet sterven,' maar: 'Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom.' " (Johannes 21:23, NBV2004)
Johannes heeft zijn evangelie veel later geschreven dan Matteüs, Marcus en Lucas. Hij had wellicht opgevangen dat heel wat mensen in de vroege kerkelijke gemeenten geloofden dat Johannes niet zou sterven vóór Jezus' wederkomst. Met deze opmerking wilde hij de christengelovigen duidelijk maken dat Jezus toch echt iets anders had gezegd. Hieruit blijkt dat er ook mondelinge overleveringen bekend waren in de vroege kerken die niet in de evangeliën zijn vermeld.
Maar toen Johannes oud geworden was en hij aanvoelde dat hij niet lang meer te leven had, zal hij toch wel hebben nagedacht over die woorden van Jezus: 'Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom.' Zou hij misschien toch nog de wederkomst van Jezus meemaken? Daarmee verband houdend liet Jezus hem iets heel bijzonders meemaken. Toen Johannes (vanwege zijn activiteiten als apostel van Jezus) werd verbannen naar het eiland Patmos, verscheen Jezus aan hem op een bijzondere manier. Vervolgens zorgde Jezus ervoor dat Johannes gedetailleerde visioenen en inzichten ontving over de eindtijd. Hij kon allerlei toekomstige gebeurtenissen rondom de wederkomst vanuit de hemel bekijken. Wat gaat Jezus toch zorgvuldig om met de mensen van wie Hij houdt!
De apostel Johannes was waarschijnlijk de enige die geen gewelddadige dood als martelaar is gestorven. Hij is erg oud geworden.