3.7.19. Man met legioen demonen

Deze geschiedenis speelt zich af buiten het landgebied van Israël, namelijk in Dekapolis (betekenis: 10 steden), een landstreek ten oosten van het meer van Galilea. Daar heeft Jezus een man bevrijd die bezeten was van een groot aantal demonen. De geschiedenis is beschreven in Matteüs 8:28-34, Marcus 5:1-20 en Lucas 8:28-39. In het Matteüs evangelie lezen we over twee bezeten mannen, terwijl Marcus en Lucas er maar één noemen. Het kan zijn dat er een tweede bezeten man was die wat meer op de achtergrond stond.

De evangelisten Marcus en Lucas hebben het over het gebied van de Gerasenen (genoemd naar de stad Gerasa) terwijl Matteüs het gebied van de Gadarenen noemt (genoemd naar de stad Gadara). Dat zijn twee verschillende gebieden in Dekapolis.

Storm op het meer

Om in Dekapolis te komen moesten Jezus en zijn twaalf discipelen het meer van Galilea oversteken. Onderweg kregen ze te maken met een abnormaal hevige storm. Die was vrijwel zeker ontstaan doordat demonische machten Jezus wilden tegengehouden om het gebied te betreden waarover zij de geestelijke heerschappij hadden.

"Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen ..." (Matteüs 8:24, NBV2004)

Jezus bracht de storm tot bedaren zodat ze veilig aan de overkant kwamen. Daarin bewees Jezus niet alleen macht te hebben over de natuur, maar ook over demonische machten.

Zie onderwerp 'Storm op het meer' in dit hoofdstuk.

Bezeten man

Jezus en zijn discipelen waren nog maar net aan land gekomen of daar kwam een bezeten man aan:

"Toen hij uit de boot gestapt was, kwam hem meteen vanuit de grafspelonken een man tegemoet die door een onreine geest bezeten was en in de spelonken woonde. Zelfs als hij vastgebonden was met een ketting kon niemand hem in bedwang houden. Hij was al dikwijls aan handen en voeten geketend geweest, maar dan trok hij de kettingen los en sloeg hij de boeien stuk, en niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. En altijd, dag en nacht, liep hij schreeuwend tussen de rotsgraven en door de bergen en sloeg hij zichzelf met stenen." (Marcus 5:2-5, NBV2004)

"... Deze man droeg al geruime tijd geen kleren meer en woonde niet in een huis, maar in de rotsgraven ... door de demon naar eenzame plaatsen gedreven" (Lucas 8:27-29, NBV2004)

... Toen hij Jezus in de verte zag, rende hij op hem af en viel voor hem neer ..." (Marcus 5:6, NBV2004)

De man zag Jezus in de verte al aankomen, vloog naar Hem toe en knielde voor Hem neer. Het lijkt erop dat de bezeten man in de gaten had dat Jezus hem kon bevrijden van zijn kwelgeesten. Hij kon geen woord uitbrengen, waarschijnlijk omdat de demonen in hem dat onmogelijk maakten. Maar dat was ook niet nodig. Jezus begreep hoezeer de man leed onder zijn gebondenheid en was gekomen om hem te bevrijden.

"... Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou." (1 Johannes 3:8, NBG1951)

In gesprek met demonen

De demonen hadden heel goed door dat Jezus in hun gebied was gekomen om deze bezeten man te bevrijden. Alle demonen weten wie Jezus is en hebben ontzag voor de autoriteit van Jezus die gezalfd was met de Heilige Geest. Jezus beval de demonen dat ze de man moesten verlaten, met de woorden:

"... Onreine geest, ga weg uit die man!" (Marcus 5:8, NBV2004)

Maar de demonen gaven zich niet zomaar gewonnen, zoals zo vaak wanneer ze worden uitgedreven.

"Ze schreeuwden: 'Wat moet je van ons, Zoon van God? Ben je gekomen om ons te pijnigen al vóór de dag van het oordeel?' " (Matteüs 8:29, GNB1996)

"En zij smeekten Hem dat Hij hun niet zou bevelen in de afgrond te gaan." (Lucas 8:31, HSV2010)

Demonen rillen van angst voor het einde dat hen te wachten staat, namelijk dat zij uiteindelijk bij het laatste oordeel in de hel in de vuurpoel geworpen zullen worden. De term 'afgrond' wijst in dezelfde richting. Daarmee wordt het diepste, meest duistere gedeelte van de hel bedoeld. Demonen verblijven liever op de aarde om ellende te veroorzaken dan om zelf de ellende van helse pijnigingen te ondergaan. Ze waren bang dat Jezus hen voortijdig naar die vreselijke plaats zou zenden.

Jezus besloot met de demonische macht in gesprek te gaan. Jezus was de ondervrager en Hij was onmiskenbaar de meerdere in deze ontmoeting.

"Jezus vroeg hem: 'Hoe heet je?' Hij antwoordde: 'Legioen' - er woonden namelijk veel demonen in hem." (Lucas 8:30, NBV2004)

Een legioen is een Romeinse legerafdeling van 6000 man. Ik denk niet dat we daaruit moeten concluderen dat er ook zoveel demonen in de man waren, maar het is wel duidelijk dat hij tjokvol zat met demonen. Daarom vertoonde de bezeten man zo'n extreem gedrag en kon niemand hem bedwingen.

Varkens

De demonen stelden een alternatief voor.

"Een eind verderop liep een grote kudde varkens te grazen. De demonen smeekten hem: 'Als je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.' " (Matteüs 8:30-31, NBV2004)

Waarom wilden de demonen zo graag in die varkens? Varkens waren volgens de wet van Mozes onreine dieren terwijl onreine geesten (demonen) ook behoorlijk onrein zijn. Soort zoekt soort! Vreemd genoeg stond Jezus hen dat toe, ondanks dat Hij daarmee de varkensboeren zou duperen. Wilde Jezus aan alle omstanders laten zien hoeveel demonen er wel niet in de man huisden? Er waren minstens 2000 demonen nodig om in 2000 varkens te kunnen wonen.

"Jezus stond hun dat toe. De onreine geesten gingen weg uit de man en trokken in bij de varkens, en de kudde, zo'n tweeduizend stuks, stormde de helling af, het meer in en ze verdronken." (Marcus 5:13, GNB1996)

" 'Weg jullie!' zei Jezus tegen hen ..." (Matteüs 8:32, GNB1996)

De demonen handelden naar hun aard en zetten de (bezeten) varkens aan tot collectieve zelfmoord. De varkens stortten gillend en met veel kabaal naar beneden. Het moet vreselijk geweest zijn om te zien en aan te horen. Ongewild kwamen de demonen nu toch in een afgrond terecht en moesten ze hun territorium verlaten. We kunnen ons afvragen waar ze daarna naartoe gingen.

Weer een normale man geworden

De varkenshoeders waren radeloos van angst vanwege die vreselijke manifestatie van de demonen en vooral ook omdat ze hun varkens kwijt waren.

"De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat ze hadden meegemaakt, en de mensen gingen kijken wat er was gebeurd. Ze kwamen bij Jezus en zagen de bezetene daar zitten, gekleed en bij zijn volle verstand, dezelfde man die altijd bezeten was geweest door het legioen, en ze werden door schrik bevangen. Degenen die alles gezien hadden, legden uit wat er met de bezetene en met de varkens was gebeurd." (Marcus 5:14-16, NBV2004)

De man die bezeten was geweest had nu kleren aan. Ik denk dat Jezus tegen zijn discipelen gezegd heeft: "Jongens, hebben jullie wat kleren voor die man. Zo kan hij toch niet teruggaan naar zijn familie." Hij was nu bij zijn volle verstand. Hij kon weer gewoon denken en dat was aan hem te zien.

"... Toen ze bij Jezus kwamen, troffen ze daar de man aan uit wie de demonen waren weggegaan. Hij zat aan Jezus' voeten ..." (Lucas 8:35, NBV2004)

Aan Jezus' voeten zitten betekent niet dat de man op de grond zat bij de voeten van Jezus, maar het is een uitdrukking voor 'goed luisteren naar zijn onderwijs'. Kennelijk vertelde Jezus hem het één en ander wat voor hem belangrijk was om te weten.

Reacties van dorpsgenoten

Er waren heel wat mensen uit de omgeving bijgekomen en die getuigen waren van alles wat er gebeurd was. We lezen niet of de mensen naar de ex-bezeten man omkeken of dankbaar waren dat Jezus hem had bevrijd. Ze namen het Jezus hoogst kwalijk dat Hij hen daardoor gedupeerd had. Hun varkens waren belangrijker voor hen dan het leven van de man.

"Daarop drongen de mensen er bij Jezus op aan om hun gebied te verlaten." (Marcus 5:17, NBV2004)

De mensen kwamen niet op de gedachte om Jezus te vragen hun zieken te genezen of te vragen met welk doel Hij was gekomen. Ze zaten ook niet te wachten op zijn onderwijs. Jezus was gewoon niet langer welkom, en op plaatsen waar Jezus niet welkom was ging Hij meestal gewoon weg.

Ik denk dat Jezus daar tot op zekere hoogte wel begrip voor had. Het verlies van al die varkens, waarschijnlijk een belangrijke bron van inkomsten, was een harde klap die ze nog moesten verwerken. Ook kan angstig bijgeloof hebben bijgedragen tot hun afwerende houding.

Evangelist

De ex-bezeten man was Jezus buitengewoon dankbaar en wilde graag met Hem terug om bij Hem te blijven. Hij wilde Jezus ongetwijfeld beter leren kennen en Hem dienen, op welke manier dan ook. Maar Jezus had een ander plan voor de man:

"Toen hij in de boot stapte, smeekte de man die bezeten was geweest om bij hem te mogen blijven. Dat stond hij hem niet toe, maar hij zei tegen hem: 'Ga naar huis, naar uw eigen mensen, en vertel hun wat de Heer allemaal voor u heeft gedaan en hoe hij zich over u heeft ontfermd.' De man ging weg en maakte in Dekapolis bekend wat Jezus voor hem had gedaan, en iedereen stond verbaasd." (Marcus 5:18-20, NBV2004)

Jezus liet de man teruggaan om weer te integreren in de dorpsgemeenschap waar hij vandaan kwam en om aan iedereen te vertellen wat Hij gedaan had. Hij werd de eerste buitenlandse zendeling. Hij was vol van Jezus en sprak met iedereen over deze meer dan bijzondere man. Zou Hij niet de beloofde messias zijn? Nog nooit had iemand zo'n groot wonder verricht en dat nog wel buiten het Joodse land!

Waarschijnlijk luisterden de dorpsbewoners naar deze kersverse evangelist en werden ze wel wat positiever tegenover Jezus, zoals blijkt uit het volgende.

Terug naar Dekapolis

Jezus is een tweede keer in Dekapolis geweest om er een uitgebreider bezoek te brengen. Ongetwijfeld ging Hij eerst naar de omgeving waar Hij eerder geweest was toen Hij de bezeten man bevrijd had.

"Hij vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied van Dekapolis." (Marcus 7:31, NBV2004)

De Bijbel vermeldt van die tijd in Dekapolis één voorval, namelijk de genezing van een doofstomme man en ook dat maakte grote indruk (Marcus 7:32-37).

"De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden: 'Alles wat hij doet is goed: zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.' " (Marcus 7:37, NBV2004)