3.7.24. Jongen uit Naïn

Jezus heeft een jongen uit Naïn uit de dood opgewekt. Deze gebeurtenis is beschreven in Lucas 7:11-17.

Zie meer over opwekkingen van doden in het algemeen in onderwerp 'Jezus wekte doden op'.

Begrafenisstoet

Jezus en zijn discipelen waren uit Kafarnaüm gekomen en liepen in de richting van het stadje Naïn. Zoals zo vaak, liep er een massa mensen met hen mee.

"Niet lang daarna ging Jezus naar een stad die Naïn heet, en zijn leerlingen en een grote menigte gingen met hem mee." (Lucas 7:11, NBV2004)

Bij de poort van de stad moesten ze wachten op een begrafenisstoet die hen tegemoet kwam.

"Toen hij de poort van de stad naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde haar." (Lucas 7:12, NBV2004)

Het was een droevig tafereel dat zich voor hun ogen afspeelde: de enige zoon van een weduwe was overleden. De vrouw had eerder haar man verloren en nu was haar zoon gestorven, van wie ze erg afhankelijk was. Ze had niets meer over dan het vooruitzicht op een moeizaam bestaan als weduwe. Geen man die de kost kon verdienen. Geen man om haar rechten te beschermen. En wat misschien nog wel zwaarder woog: haar familietak was uitgestorven door het overlijden van haar enige zoon, haar geslacht werd niet langer voortgezet. Daardoor was haar eigen leven ook zo goed als geëindigd.

De dragers van de draagbaar liepen voorop, gevolgd door de mannen uit de stad. Zoals gebruikelijk in die tijd, kwamen de vrouwen achteraan, dus ook de moeder van de overleden jongen. Het was een lange stoet, waarschijnlijk vooral omdat de situatie zo indroevig was. De hele stad was uitgelopen.

Weeklaag niet meer

Jezus keek de moeder van de overleden jongen aan, zag het verdriet en de pijn in haar ogen en kon het niet langer aanzien.

"Toen de Heer haar zag, werd hij door medelijden bewogen en zei tegen haar: 'Weeklaag niet meer.' " (Lucas 7:13, NBV2004)

Dit is een merkwaardig Bijbelvers.

  1. In de eerste plaats wordt Jezus hier 'de Heer' genoemd. Hier stond niet alleen de Mensenzoon die tot tranen toe bewogen was met de weduwe, maar tegelijk ook de Zoon van God, de Heer van het leven (Johannes 14:6). Daar bij die poort keken de macht van het leven en de macht van de dood elkaar in de ogen.
  2. In de tweede plaats zei Jezus tegen de weduwe dat ze moest ophouden met huilen. Zoiets zeg je toch niet tegen een vrouw die haar zoon gaat begraven?

Maar Jezus had natuurlijk een bedoeling met die woorden. Daarin zien we namelijk een uitdaging aan de vrouw tot een geloofskeuze: "Weeklaag niet meer!" Met andere woorden: "Je HOEFT niet te weeklagen. Kijk naar Mij, Ik ben het antwoord op je nood. Ik ben het leven en ben sterker dan de dood."

Uit de dood opgewekt

"Hij (=Jezus) kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan - de dragers bleven stilstaan - en zei: 'Jongeman, ik zeg je: sta op!' De dode richtte zich op en begon te spreken, en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder." (Lucas 7:14-15, NBV2004)

De dragers wisten niet wat hen overkwam: Jezus die de draagbaar aanraakte en de hand van een dode vastpakte, waardoor Hij ceremonieel onrein werd volgens de wet van Mozes! Maar daar zat Jezus niet mee. Wanneer het om een zaak van leven of dood ging, zette Jezus zulke wetsregels aan de kant. Gods levenswet is nooit bedoeld geweest om herstel van mensenlevens te beletten! Jezus riep de jongen terug naar het leven. Daarmee bewees Hij de macht te hebben over leven en dood. Het was een ongekend en ongelooflijk bijzonder wonder. De jongen begon te bewegen en hij werd natuurlijk meteen geholpen door de windsels van zijn lichaam te verwijderen. Hij keek om zich heen en begon te spreken zodat iedereen kon horen en zien dat hij weer tot leven was gekomen.

Het effect van dit wonder op de menigte was enorm. De mensen waren ooggetuigen van Gods kracht die Jezus liet zien. Ze zouden het nooit meer vergeten.

"Allen werden vervuld van ontzag en loofden God met de woorden: 'Een groot profeet is onder ons opgestaan,' en: 'God heeft zich om zijn volk bekommerd!' Het nieuws over hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde omtrek." (Lucas 7:16-17, NBV2004)