Helpdesk Site info Zoeken Extra
|
4.3.1. Oude Verbond en besnijdenis
Inhoud:
- Verbondsrelatie en verbondsbeloften
- Kort na de geboorte: besnijdenis
- Op volwassen leeftijd: Bar Mitswa / Bat Mitswa
- Besneden hart
- Proselietendoop
De verbonden die God met mensen heeft gesloten zijn afspraken over de relatie tussen God en de mensen die Hem erkenden en dienden.
Het Oude Verbond bestaat uit afspraken die God gemaakt heeft met het volk Israël. Dit volk bestaat uit alle nakomelingen van de aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob.
Verbondsrelatie en verbondsbeloften
Lang geleden sloot God een verbond met aartsvader Abraham:
"Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond: ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen. Heel Kanaän, het land waar je nu als vreemdeling woont, zal ik jou en je nakomelingen voor altijd in bezit geven, en ik zal hun God zijn.’ " (Genesis 17:7-8, NBV2004)
Dit verbond heeft God eeuwen later verbreed en verder uitgewerkt toen Hij in de woestijn bij de berg Sinaï een verbond sloot met Abrahams nakomelingen (het volk Israël). Dat wordt door christenen meestal het 'Oude Verbond' genoemd.
De volgende verbondsbeloften gelden voor alle Israëlieten, vanaf hun geboorte:
- God de schepper is hun God, die hen heeft bevrijd uit de slavernij in Egypte, en die hen onderwijst, beschermt en leidt.
- God zegent hen en voorziet in al hun materiële behoeften.
- God laat hen wonen in het beloofde land Kanaän, dat momenteel de staat Israël heet. De omvang van het oorspronkelijk beloofde land is trouwens veel grote dan de huidige staat Israël.
De relatie met God werd in de tijd van het Oude Testament onderhouden door de verschillende offerdiensten, waarbij dierenoffers voorafschaduwingen waren van het offer van Jezus door zijn kruisdood.
Kort na de geboorte: besnijdenis
Voor het volk Israël geldt in de eerste plaats de verplichting dat mannen worden besneden (acht dagen na hun geboorte) als uiterlijk verbondsteken. De besnijdenis wordt normaal gesproken bij pasgeboren jongetjes toegepast. Dit hangt samen met het feit dat hun verbondenheid met God wordt voortgezet in de opeenvolgende geslachten.
"Dit is Mijn verbond dat u moet houden tussen Mij en u en uw nageslacht na u: al wie mannelijk is bij u moet besneden worden." (Genesis 17:10, HSV2010)
"En Abraham besneed zijn zoon Izak, toen die acht dagen oud was, zoals God hem geboden had." (Genesis 21:4, HSV2010)
Door hun zoon te laten besnijden bevestigen de ouders de verbondsrelatie tussen God en hun zoon.
Op volwassen leeftijd: Bar Mitswa / Bat Mitswa
De tweede verbondsvoorwaarde voor het volk Israël is dat iedereen zich houdt aan Gods leefregels, zoals die zijn beschreven in de wet van Mozes. Omdat dit niet van kinderen verwacht kan worden zolang hun geweten nog niet volledig ontwikkeld is, ontstond eeuwen later de Bar Mitswa traditie. Wanneer een Joodse jongen de leeftijd van dertien jaar bereikt, doet hij gewoonlijk Bar Mitswa. Voor die tijd is de Joodse vader verantwoordelijk voor de daden van zijn zoon, en voor zijn geloofsopvoeding en onderwijs in de wet van Mozes. Bij zijn Bar Mitswa (dat betekent 'zoon van de Wet') wordt de jongen volwassen geacht en accepteert hij de volledige verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag. Dat houdt ook in dat hij de levenslange verplichting aanvaardt om zich te houden aan de wet van Mozes. Sinds enkele eeuwen is er ook een vergelijkbare ceremonie voor meisjes, waarbij ze een zelfstandige 'dochter van de wet' worden (een Bat Mitswa).
De Bar Mitswa traditie staat niet beschreven in de wet van Mozes, maar wel in de gezaghebbende Joodse geschriften die later zijn verschenen en die onder de Joden evengoed bindend zijn. De Bar Mitswa wordt in Joodse kringen bijna even belangrijk geacht als een huwelijk, omdat dit ceremoniële bad het begin van een nieuwe fase in de relatie met God markeert.
Besneden hart
Ook van oudtestamentische gelovigen werd gevraagd om niet op een plichtmatige manier volgens Gods leefregels te leven, maar vanuit een hartsverbondenheid met God. In dat verband lezen we in Deuteronomium 30, waarin het gaat over inkeer en hernieuwde toewijding aan God:
"De HEERE, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht besnijden, om de HEERE, uw God, lief te hebben met heel uw hart en met heel uw ziel, zodat u leven zult." (Deuteronomium 30:6, HSV2010)
"De Heer zal zorgen dat jullie hart zich voor hem opent. Dan zullen jullie echt van hem houden, met je hele hart en je hele ziel. Jullie zullen een gelukkig leven hebben." (Deuteronomium 30:6, BGT2012)
Hieruit kunnen we leren dat de lichamelijke besnijdenis bij de geboorte als het ware vooruit wijst naar een latere hartsverbondenheid met God, waardoor de verbondsrelatie zich volledig kan ontplooien. In het Oude Testament lezen we veel voorbeelden van mensen die op die manier in verbondenheid met God leefden.
Ook de apostel Paulus schreef hier iets over:
"Jood is men niet door zijn uiterlijk, en de besnijdenis is geen lichamelijke besnijdenis. Jood is men door zijn innerlijk, en de besnijdenis is een innerlijke besnijdenis. Het is het werk van de Geest, niet een voorschrift uit de wet ..." (Romeinen 2:28-29, NBV2004)
Proselietendoop
Er is een mogelijkheid ontstaan voor heidenen (niet-Joden) om Jood te worden. Na de besnijdenis werd van hen verwacht dat zij de zogenaamde proselietendoop ondergingen. Dat rituele reinigingsbad was nodig omdat zij daarvoor nooit de handelingen hadden verricht om ceremoniële reinheid te verkrijgen. In de tijd van Jezus was de proselietendoop al een bestaande praktijk. De doopbediening van Johannes de Doper sloot dus goed aan bij de praktijk van de proselietendoop.
Volgend onderwerp: