4.7.8. Leiderschap in de gemeente
Leidinggevenden
In de brieven van Paulus komen we leidinggevenden van plaatselijke gemeenten
tegen die 'oudsten' en 'opzieners' worden genoemd. Waarschijnlijk zijn het
twee benamingen voor dezelfde functie. Bij 'oudsten' denk je aan gerijpte
gelovigen met veel levenservaring. Bij 'opzieners' denk je aan mensen die direct
leiding geven aan andere gemeenteleden met bepaalde taken. In de meeste
protestantse kerken worden plaatselijke gemeenten geleid door oudsten of
ouderlingen.
Omdat ze een belangrijke taak vervullen, geeft de Bijbel
in de brieven van Paulus een aantal voorwaarden waar deze leidinggevenden aan
moeten voldoen (1 Timoteüs 3; Titus 1:5-9). Samengevat komt dat neer op het
volgende:
- alleen mannen
- onbesproken christelijke levensstijl
- Bijbelgetrouwheid
- bekwaamheid om iets aan anderen over te dragen
- pastorale bekwaamheid
- geestelijke volwassenheid
- goede reputatie
Voordat iemand verantwoordelijkheid binnen Gods gemeente mag dragen, mag van
hem verwacht worden dat hij goed leiderschap heeft getoond in zijn eigen gezin,
aangenomen dat hij een gezin heeft.
"Hij moet zijn eigen gezin goed weten te leiden en op waardige
manier gezag kunnen uitoefenen over zijn kinderen. Want als iemand zijn eigen
gezin niet weet te leiden, hoe kan hij dan zorg dragen voor de gemeente van
God?" (1 Timoteüs 3:4-5, GNB1996)
De meeste plaatselijke gemeenten hebben een predikant of voorganger. Hoewel
de Bijbel spreekt over voorgangers in het meervoud, is men in Nederland meestal
gewend aan één voorganger of predikant per gemeente. In de Verenigde Staten kom
je veel kerken tegen met 2-4 voorgangers, die elk hun eigen takenpakket hebben.
Het nadeel van een enkele voorganger is dat hij niet alle bekwaamheden in zich
kan hebben die een gemeente nodig heeft, terwijl de gemeente dat eigenlijk wel
van hem verwacht. Het gevolg is dat ontstellend veel fulltime voorgangers het
niet volhouden en een burn-out krijgen. Dat nadeel wordt opgevangen als er
meerdere voorgangers zijn.
Daarnaast zijn allerlei mensen belast met gedelegeerde verantwoordelijkheden
en praktische taken die nodig zijn voor het goed functioneren van de gemeente in
de breedste betekenis van het woord. In het Nieuwe Testament komen we de term
'diaken' tegen dat in principe een algemene benaming is voor een man of vrouw
die een dienende taak vervult. In veel kerkelijke kringen wordt deze term alleen
gebruikt voor bepaalde kerkelijke verantwoordelijkheden.
Geestelijk leiderschap
In het koninkrijk van de hemel komen we nadrukkelijk het model van dienend
leiderschap tegen, zowel voor mannen ten opzichte van hun vrouw als voor
leidinggevenden ten opzichte van de gemeenteleden. De apostel Petrus schreef
hierover het volgende:
"Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd
goed toezicht - niet gedwongen maar vrijwillig, zoals God dat wil, en niet om er
zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding. Stel u niet
heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is toevertrouwd, maar geef het
goede voorbeeld." (1 Petrus 5:2-3, NBV2004)
Door het model van dienend leiderschap komt een leider niet als heerser boven
de anderen te staan. Immers:
- Het woord 'leider' suggereert dat hij BOVEN de ander staat.
- Het woord 'dienend' suggereert dat hij ONDER de ander staat.
De combinatie van beide rollen, die van leiding geven en dienen, zorgen voor
een perfecte balans van gelijkwaardigheid. Uiteindelijk heeft alleen Jezus
heerschappij over andere gelovigen. Geen kerkelijke leider of raad van oudsten
(of kerkenraad) mag heerschappij uitoefenen over gelovigen. Overal waar dit wel
gebeurt ontstaan problemen van manipulatie en geloofsdwang.
In plaatselijke gemeenten waar leiders meer dienen dan leiding geven heerst
wanorde en verliest de gemeente haar kracht. Van gelovigen wordt namelijk wel
degelijk verwacht dat ze hun leidinggevenden gehoorzamen, zodat er een heilzame
orde en structuur binnen de plaatselijke gemeente wordt onderhouden:
"Gehoorzaam uw leiders en volg hun aanwijzingen op. Zij waken
over u, en moeten zich daarvoor verantwoorden. Zorg ervoor dat ze hun werk met
vreugde kunnen doen en geen reden tot klagen hebben, want dat zou voor u nadelig
zijn." (Hebreeën 13:17, GNB1996)
"Wij vragen u, broeders en zusters, waardering te hebben voor
degenen onder u die zich voor u inzetten en u uit naam van de Heer leiding geven
en terechtwijzen." (1 Tessalonicenzen 5:12, GNB1996)
Geen macht uitoefenen
Tijdens het laatste pesachmaal dat Jezus met zijn discipelen vierde, ontstond
er een heftige discussie onder de discipelen wie van hen de belangrijkste
posities zouden innemen wanneer Jezus kort daarna koning over Israël zou zijn.
Als reactie daarop zei Jezus toen:
"... Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen
onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen. Laat dat bij
jullie niet zo zijn! De belangrijkste van jullie moet de minste worden en de
leider de dienaar." (Lucas 22:25-26, NBV2004)
Door de eeuwen heen zijn er geestelijke leiders geweest die wel een
machtspositie innamen. We denken dan aan de geestelijkheid die zichzelf veel
wereldlijke macht toe-eigende en kolossale kathedralen liet bouwen om indruk te
maken. Ze droegen indrukwekkende kleding om hun eerbiedwaardige status te
benadrukken. De pausen verklaarden zichzelf onfeilbaar en lieten zich 'heilige
Vader' noemen, terwijl Jezus dit letterlijk had verboden (Matteüs 23:9).
Protestanten hebben zich hier altijd aan geërgerd, maar zelf maken ze het net zo
bont. Veel van hun voorgangers noemen zich 'dominee' waarmee ze zichzelf
dezelfde titel geven als Jezus: Heer ('kurios' in het Grieks, 'dominus' in het
Latijn).
Overal waar christengelovigen macht uitoefenen over anderen, ontstaan
problemen die schade toebrengen aan het werk van God. In een plaatselijke
kerkelijke gemeente kan het fout gaan wanneer een voorganger of predikant
zichzelf beschouwt als degene die de hoogste autoriteit in de gemeente heeft en
dat hij het laatste woord heeft bij grote en kleine beslissingen. Nog erger wordt het wanneer hij zich
uitsluitend laat omringen door raadsleden die alles goedkeuren wat hij zegt en
doet. Er zijn ook plaatselijke gemeenten waar raadsleden macht uitoefenen door
alleen nieuwe leden tot de raad toelaten die het eens zijn met hun standpunten
(kliekvorming).
Het zijn allemaal vormen van manipulerend en heersend leiderschap die
een gemeente te gronde kunnen richten.
Mannelijk/vrouwelijk leiderschap
Dit onderwerp staat de laatste jaren erg in de belangstelling. Er is in veel
kerkelijke kringen een sterke aandrang om het
vrouwelijke leiderschap vanuit de maatschappij te importeren in de kerkelijke
gemeente.
Alle directe en indirecte Bijbelse lijnen wijzen naar mannelijk
leiderschap als de norm. Voorbeelden:
- God heeft ervoor gekozen om zich
'Vader' te noemen, niet 'Moeder'.
- Tot in alle eeuwigheden zal God de Vader heersen over alles wat bestaat,
samen met Jezus, die Gods Zoon is, niet Gods dochter.
- God heeft eerst de man geschapen en een tijd later zijn vrouw. Dat maakt de man de natuurlijke leider ten opzichte van zijn vrouw (zie ook
1 Korintiërs 11:3; 8-9).
- God heeft de vrouw geschapen als hulp of passende aanvulling voor de
man. Dat wijst ook in de richting van mannelijk leiderschap (Genesis 2:18).
- De Bijbel leert ons dat de man de aangewezen
leider binnen het huwelijk en het gezin
is (Efeziërs 5:22-23).
- Alle leiders in Israël waren mannen. Alleen Debora was een uitzondering
die de regel bevestigde, en de regel niet veranderde. De Bijbel maakt ook duidelijk
dat het om een uitzondering ging.
- Jezus heeft twaalf mannelijke apostelen aangewezen, geen vrouwen.
- In Handelingen 6 lezen we dat leidinggevenden moesten worden aangesteld voor diaconale taken.
Het waren alleen mannen die daarvoor werden uitgekozen.
- De apostel Paulus heeft mannelijke (en geen vrouwelijke) leidinggevenden
aangesteld.
De Bijbel leert ons dus op een overtuigende manier dat het leiderschap in
kerkelijke gemeenten aan mannen wordt toegekend en niet aan vrouwen. In steeds
meer kerkelijke kringen vindt men dat vrouwen daar evenveel recht voor hebben.
Als schrijver van Herschepping ben ik niet gewend om mensen naar de mond te
praten, maar de Bijbel het laatste woord te laten hebben.
Gelijkwaardigheid, maar geen gelijkheid
De Bijbel leert dat mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn voor God en ook in
het hiernamaals zullen ze een even groot
erfdeel ontvangen als
trouwe kinderen van God:
"Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek;
daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet
van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus. En
als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en overeenkomstig de
belofte erfgenamen." (Galaten 3:28-29, HSV2010)
Maar gelijkwaardigheid houdt niet in dat mannen en vrouwen gelijke posities
innemen ten opzichte van elkaar en in dat opzicht niet gelijk zijn. Het dienende
leiderschap, waar we het hiervoor hebben gehad, leidt namelijk niet tot
ongelijkwaardigheid tussen de leider en degenen die geleid worden. In onze
maatschappij kent men alleen het dominante
leiderschap, waarbij de leider boven de anderen verheven is. Niet voor niets
noemen we onze wereldse leidinggevenden onze 'meerderen'. Binnen de kerk doen we
dat niet.
Waar vrouwelijk leiderschap binnen kerkelijke gemeenten wordt geaccepteerd,
gebeurt dit niet omdat de Bijbel beter wordt begrepen, maar omdat zij de
wereldse denkwijze in de gemeente willen halen. Ik heb nog nooit een degelijke
onderbouwing gelezen van vrouwelijk
leiderschap in de kerkelijke gemeente.
Gavenmodel
Om vrouwelijk leiderschap te
rechtvaardigen wordt ook wel het argument van het gavenmodel naar voren
gebracht: er zijn vrouwen met leidinggevende gaven dus waarom zouden die
in de gemeente geen leiding mogen geven? Maar deze argumentatie klopt niet, hoe
aannemelijk die oppervlakkig bekeken ook klinkt. Er zijn geen Bijbelse
aanwijzingen dat gaven de boventoon voeren boven Bijbelse inzettingen.
Integendeel. Voorbeelden:
- Onder het Oude Verbond had God alleen Mozes aangewezen als leider.
Misschien had Mirjam ook wel leidinggevende gaven. Maar toen zij
zichzelf naast Aäron opwierp als kandidaat voor het leiderschap van Gods
volk, strafte God haar met
melaatsheid (Numeri 12).
- Alléén Israëlieten van de stam van Levi mochten priesterdiensten
verrichten. Ook mensen uit andere stammen zouden ertoe in staat zijn, maar God stond
dat niet toe. Koning Uzzia meende als niet-leviet ook priesterdiensten te
kunnen verrichten en wilde een reukoffer in de tempel aansteken. Uzzia werd door God gestraft
met melaatsheid omdat hij buiten zijn boekje ging (2 Kronieken 26:16-21).
Met deze voorbeelden wordt duidelijk geïllustreerd dat we NIET de mens met
zijn gaven (en verlangens om die te gebruiken) als uitgangspunt mogen nemen voor
de taken die ze mogen uitvoeren. Wel dat
we binnen Gods richtlijnen moeten blijven ook al gaan die in tegen ons gevoel of
tegen onze cultuur.
Volgend onderwerp:
4.7.9. Gemeente in balans