banner image

 

5.2.7. Oudtestamentisch geloofsleven

De vitaliteit van de eerste christengemeente

Als we het Bijbelboek Handelingen lezen, valt het ons op hoe krachtig en vitaal de eerste christengemeente te Jeruzalem was. We weten allemaal waar die kracht vandaan kwam: het was de kracht van de Heilige Geest die in en door de gelovigen heen werkte en op alle mogelijke manieren tot uiting kwam.

De vitaliteit van de eerste christengemeente staat in schril contrast met wat de meeste christenen vandaag in hun eigen kerkelijke kringen tegenkomen. Dat komt vooral doordat veel christenen niet doorhebben hoe verschillend het nieuwtestamentische geloof is in vergelijking met het oudtestamentische geloof. Het nieuwtestamentische geloof is geen upgrade of een verrijkte versie van het oudtestamentische geloof. Het is een radicaal ander geloof en een radicaal andere manier van denken en leven.

Verzwakt door oudtestamentisch geloofsleven

Door de eeuwen heen zijn de christelijke kerken teruggevallen op oudtestamentische manieren van denken en vermenging van oudtestamentische met nieuwtestamentische denkbeelden. Overal waar kerken verzwakt of in verval raken, zie je een afname van de werking van Gods Geest. Dat gaat ook vaak gepaard met toenemend wetticisme en andere vormen van oudtestamentisch denken. Let op het belangrijkste verschil tussen het Oude Verbond en het Nieuwe Verbond:

Het verraderlijke is dat de meeste oudtestamentische godsdienstigheid onbetwistbaar Bijbels is. Maar veel van wat van toepassing voor gelovigen onder het Oude Verbond is niet (of anders) van toepassing onder het nieuwe verbond. Vooral als het gaat om wetsregels. Denk maar aan het het sabbatsgebod,

Nieuwtestamentische gelovigen, die God proberen te dienen op een oudtestamentische manier, missen veel van de kracht, de frisheid en de echtheid van het geloof dat in het Nieuwe Testament wordt beschreven. Hierna worden enkele manieren van oudtestamentisch geloofsleven benoemd die we in veel kerkelijke kringen tegenkomen. Natuurlijk is dit bedoeld als een aansporing om zelf zo nodig meer nieuwtestamentisch te gaan denken en leven.

Zie ook de de gelijkenis ' Nieuwe lappen en nieuwe wijn' in hoofdstuk ' Gelijkenissen van Jezus'.

1. Geestvervuld leven of wetticisme

De apostel Paulus heeft een groot deel van zijn brief aan de Galaten gebruikt om de gelovigen te waarschuwen tegen wetticisme. Hij beschouwde wetticisme als één van de grootste gevaren voor de Gemeente van Jezus. De geschiedenis heeft geleerd dat hij daarin volkomen gelijk had en dat er ook vandaag de dag nog heel wat wetticisme bestaat in veel van onze kerkelijke kringen. Wetticisme is de geestelijke dwaling waarvoor we in het Nieuwe Testament het meest nadrukkelijk worden gewaarschuwd!

Wetticisme kan zich uiten in:

Waar de Heilige Geest krachtig kan werken in en door geestvervulde gelovigen, vervullen zij Gods levenswet vanuit de kracht van Gods Geest. Dan ontstaat een klimaat waar Gods liefde bloeit, waar mensen gezegend worden en de gaven van de Heilige Geest goed functioneren.

Hoe minder de Heilige Geest een realiteit is voor kerkmensen, hoe meer zij vanuit eigen kracht proberen aan Gods levenswet te voldoen. Dan worden dogma's belangrijker dan geestvervuld leven en vervallen kerken onverbiddelijk in een verstandelijk geloof, in wetticisme en uiterlijke godsdienstigheid zonder kracht. Elke vorm van wetticisme is een blusmiddel voor de Heilige Geest.

Zie meer hierover in:
- hoofdstuk 'Heilige Geest'
- onderwerp 'Wet, genade en Geest' in hoofdstuk 'Gods levenswet'

2. Oudtestamentisch of nieuwtestamentisch godsbeeld

Er is een groot verschil tussen de manier waarop oudtestamentische en nieuwtestamentische gelovigen hun relatie met God beleven:

  1. Onder het Oude Verbond ligt de nadruk op het koningschap van God over het volk Israël. De relatie van God en zijn volk was die van een koning ten opzichte van zijn onderdanen.
  2. Onder het Nieuwe Verbond ligt de nadruk op het Vaderschap van God over alle wedergeboren gelovigen uit alle volken van de aarde.

Vanwege die verschillende relatie met God komen we ook ruwweg twee verschillende godsbeelden tegen onder christenen:

  1. Oudtestamentisch ingestelde gelovigen hebben doorgaans een afstandelijk godsbeeld en bidden vooral tot een heilige God die ver weg is, in de hoge hemel, een strenge God die je zonden zwaar aanrekent.
  2. Nieuwtestamentisch ingestelde gelovigen hebben doorgaans een relationeel godsbeeld en bidden tot een genadige, liefhebbende hemelse Vader of tot Jezus die door de inwoning van de Heilige Geest in hen woont. Zij geloven in een God die dichtbij en behulpzaam is.

Dat zorgt dus voor behoorlijke verschillen in geloofsbeleving.

3. Oudtestamentische Psalmen of nieuwtestamentische liederen

De liederenkeuze in de verschillende kerkelijke kringen zeggen veel over het godsbeeld dat binnen die kringen de boventoon voert. De gezongen liederen hebben een sterke invloed op zowel het godsbeeld als de geloofsbeleving van de gelovigen.

In de oudtestamentische Psalmen komt steeds het oudtestamentische beeld van God als koning over zijn onderdanen naar voren. Het hoeft ons dus niet te verbazen dat in kerkelijke kringen, waar uitsluitend of voornamelijk Psalmen gezongen worden, het oudtestamentische godsbeeld overheerst. En daardoor krijgt hun geloofsleven een meer oudtestamentisch karakter.

In kerkelijke kringen, waar geestelijke liederen worden gezongen met voornamelijk nieuwtestamentische inhoud (met veel nadruk op de persoon en het werk van Jezus) komt het nieuwtestamentische godsbeeld meer naar voren.

Zie ook onderwerp 'Zingen' in hoofdstuk 'Gebed'.

4. Geloven in Jezus of in God

In het Oude Testament staat God centraal. Eenvoudigweg omdat Jezus nog niet geopenbaard was als de Zoon van God. Oudtestamentisch ingestelde christenen zijn geneigd zich meer op God te richten, terwijl bij nieuwtestamentisch ingestelde christenen Jezus op de voorgrond staat. Kijk eens naar de bekendste Bijbeltekst uit het Nieuwe Testament:

"Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft." (Johannes 3:16, NBV2004)

Het nieuwtestamentische geloof is dus: geloven in Jezus. Natuurlijk houdt geloven in Jezus ook als vanzelf geloven in God de Vader in. Jezus heeft zijn leven gegeven om het voor de mensen mogelijk te maken met God verzoend te worden. Het christelijke geloof heeft juist door deze daad van Jezus inhoud gekregen. De kern van het christelijke geloof is dus wie Jezus is en wat Hij gedaan heeft voor de mensheid door zijn kruisdood.

Toen drie discipelen eens met Jezus op een berg waren, was Gods stem vanuit de hemel te horen, die zei:

"... Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde. Luister naar hem!" (Matteüs 17:5, NBV2004)

God schoof zijn Zoon naar voren als de focus van ons geloof, als onze tussenpersoon of bemiddelaar ten opzichte van God de Vader. De apostel Paulus maakte ook duidelijk dat Jezus het middelpunt is van het christelijke geloof:

"Zowel Joden als Grieken heb ik opgeroepen zich te bekeren tot God en te geloven in Jezus, onze Heer." (Handelingen 20:21, NBV2004)

De apostel Johannes schreef ook in die trant:

"Maar allen, die Hem (=Jezus) aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden ..." (Johannes 1:12, HSV2010)

Kort voor zijn hemelvaart gaf Jezus aan zijn apostelen de opdracht om alle volken tot ZIJN discipelen te maken, tot volgelingen van Jezus dus, niet tot volgelingen van God. Ook in de brieven van het Nieuwe Testament zien we steeds die focus op Jezus.

Toch mag het Oude Testament niet worden veronachtzaamd door christenen, alsof dat er alleen maar voor Joden en theologen zou zijn. De beide delen van de Bijbel vormen één geheel en met elkaar zijn ze het 'Woord van God' voor elke christen. Een los Nieuw Testament is uiteindelijk nog maar een halve Bijbel...

5. Naar binnen of naar buiten gericht zijn

Het volk Israël was geroepen om het beloofde land te veroveren en vervolgens in stand te houden en trouw te zijn aan Gods geboden. Nergens in het Oude Testament lezen we een opdracht aan het Joodse volk om andere volken tot het Jodendom te bekeren, wel om een lichtend voorbeeld voor hen te zijn.

Maar de Kerk van Jezus is geroepen om de wereld in te gaan en alle volken tot volgelingen van Hem te maken. Kerkelijke kringen die er vrijwel uitsluitend op uit zijn om zichzelf in stand te houden en zich nauwelijks bemoeien met de wereld om hen heen zijn daarmee erg weinig nieuwtestamentisch bezig!

Zie meer in hoofdstuk 'Getuigen van Jezus'.

6. Veronderstelde wedergeboorte of echte wedergeboorte

Onder het Oude Verbond horen kinderen vanaf hun geboorte bij het volk van God. De toegang tot het koninkrijk van de hemel gaat via de weg van bekering en wedergeboorte. Persoonlijk geloof en wedergeboorte horen bij elkaar.

Maar in veel kerkelijke kringen wordt geleerd dat kinderen van gelovige ouders wedergeboren zijn (en dus kinderen van God zijn) totdat of tenzij het tegendeel blijkt. Daarbij wordt de manier van toetreding tot het Oude Verbond toegepast op het Nieuwe Verbond. Dat is naar mijn mening een gevaarlijke dwaling en die ook zorgt voor onduidelijkheid over het begrip 'wedergeboorte'.

Als je bijvoorbeeld in de kerk hebt geleerd dat pasgeboren kinderen vanwege het geloof van hun ouders kinderen van God zijn geworden (en dus wedergeboren), waarom zou je je dan bij het opgroeien druk maken over bekering en wedergeboorte? Dan blijf je steken in een verstandelijke geloofsovertuiging en denk je vanzelf een christen bent omdat je in de kerk opgroeit. Maar zo'n geloofsovertuiging is heel iets anders dan een levend geloof dat bij bekering en wedergeboorte ontstaat. Aan een veronderstelde wedergeboorte heb je niets. Je hebt een échte wedergeboorte nodig.

Zie meer hierover in:
- hoofdstuk 'Bekering en wedergeboorte'
- hoofdstuk 'Doop'