banner image

 

5.4.14. Niet stelen

Dit gaat over de manier waarop je omgaat met andere mensen: op een rechtvaardige of op een onrechtvaardige manier, door van mensen te stelen of om gevende mensen te zijn.

Het achtste van de tien geboden

"Steel niet." (Exodus 20:15, NBV2004)

Dit gebod houdt in dat we als mensen elkaar moeten geven waar de ander recht op heeft. Stelen is niet alleen inbraken plegen of winkeldiefstal, maar ook:

Nog enkele Bijbelgedeelten die in verband worden gebracht met het achtste gebod:

"Wees eerlijk als je zakendoet. Dus als je dingen meet of weegt, moet je dat eerlijk doen. Je weegschaal, gewichten en maten moeten betrouwbaar zijn ..." (Leviticus 19:35-36, BGT2014)

"... Jullie mogen niemand afpersen en je ook niet laten omkopen ..." (Lucas 3:14, NBV2004)

"Wanneer je een verdwaald rund of een verdwaalde ezel van een vijand van je aantreft, moet je hem het dier zonder uitstel terugbrengen." (Exodus 23:4, NBV2004)

"Beroof niemand en pers een ander niet af. Betaal een dagloner zijn loon nog op dezelfde dag uit." (Leviticus 19:13, NBV2004)

"Schaad of bedrieg uw broeder of zuster in dit opzicht niet, want de Heer vergeldt dit alles, zoals wij u vroeger al nadrukkelijk hebben voorgehouden." (1 Tessalonicenzen 4:6, NBV2004)

"Wanneer je een stuk grond aan een ander verpandt of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen." (Leviticus 25:14, NBV2004)

"dieven, uitbuiters ... oplichters, zij zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God." (1 Korintiërs 6:10, WV2012)

Goed doen voor anderen

De Bijbel leert ons niet alleen het kwade na te laten, maar ook het goede te doen. De beste manier voor een (al of niet veroordeelde) dief om zijn leven te verbeteren is:

"Wie een dief was moet niet meer stelen; laat hij zich liever inspannen om met eigen handen de kost te verdienen, zodat hij de behoeftige iets kan geven." (Efeziërs 4:28, WV2012)

Ook moeten we op een verantwoorde manier omgaan met onze materiële bezittingen, bereid zijn met anderen te delen, niet gierig zijn en er geen verkwistende levensstijl op na houden. Het komt er op neer dat we juist het beste zoeken voor onze medemensen (Filippenzen 2:3-4).

In het Oude Testament vinden we enkele voorbeelden van zo'n manier van handelen:

"Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt, loop dan niet alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen. Ik ben de HEER, jullie God." (Leviticus 19:9-10, NBV2004)

"Wanneer één van jullie tot armoede vervalt en zich niet kan handhaven, moet je hem bijstand verlenen, zoals je ook een vreemdeling zou helpen die bij je te gast is; je mag hem niet laten verkommeren. Toon ontzag voor je God en laat je volksgenoten niet verkommeren. Wanneer je een volksgenoot iets leent, mag je hem vooraf noch achteraf rente vragen." (Leviticus 25:35-36, NBV2004)

Zie ook onderwerp 'Geven' in hoofdstuk 'Zegenende liefde'.