5.4.16. Niet begeren

De voorgaande geboden (het 5e tot en met het 9e gebod) gingen over het nalaten van duidelijk aanwijsbare zonden, die zichtbaar zijn voor andere mensen. Dit laatste gebod gaat over een onzichtbaar kwaad dat zo gemakkelijk in je binnenste ontstaat: begeerte. Daar tegenover staat een positieve levenshouding van dankbaarheid en tevredenheid.

Het tiende van de tien geboden

"Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort." (Exodus 20:17, NBV2004)

Jezus verwoordde dit gebod kortweg op de volgende manier:

"... Verlang niet steeds naar dingen die u niet hebt ..." (Lucas 12:15, HB1998)

Het gaat hier over verkeerde verlangens, waarvan hebzucht één van de meest voorkomende is. Jezus zei:

"... 'Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft." (Lucas 12:15, NBV2004)

Deze leefregel heeft ook betrekking op allerlei vormen van afgunst en jaloezie:

"Want waar afgunst en eigenbelang is, daar heersen wanorde en allerlei kwade praktijken." (Jakobus 3:16, HSV2010)

Zondige verlangens

Er zijn in dit verband vier begrippen die in elkaars verlengde liggen:

De woorden 'begeerten' en 'hartstochten' worden in het Nieuwe Testament bijna altijd gebruikt om aardse, vleselijke, zondige, zelfzuchtige verlangens aan te duiden. De apostel Paulus schreef over het tiende gebod het volgende:

"... Ik ben me echter pas door de wet bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: 'Zet uw zinnen niet op wat van een ander is." (Romeinen 7:7, NBV2004)

Het tiende gebod geeft inzicht in de werking van het menselijk hart, omdat immers verkeerde verlangens de bron zijn van de meeste verkeerde daden. Ze kunnen veel schade veroorzaken in je zielenleven.

"... ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in gevaar brengen." (1 Petrus 2:11, NBV2004)

De beste manier om zondige begeerten van je af te houden is dat je je richt op de zegeningen die God geeft en beseft hoe kostbaar die zijn.

"Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt." (Romeinen 13:14, NBG1951)

Zie ook onderwerpen 'Zelfzuchtige verlangens' in hoofdstuk 'Verleidingen'.

Dankbaarheid en tevredenheid

De gelovige heeft het vermogen om blij te zijn met weinig aardse bezittingen omdat zijn grootste rijkdom in de relatie met God ligt en omdat aardse rijkdommen maar beperkt bijdragen tot zijn levensgeluk.

"... neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: 'Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten,' " (Hebreeën 13:5, NBV2004)

"Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn." (1 Timoteüs 6:8, NBG1951)

Dankbaarheid is een belangrijke Bijbelse opdracht:

"Dank God in alles. Want dit is de wil van God ..." (1 Tessalonicenzen 5:18, HSV2010)

Dankbaarheid houdt in dat je tevreden bent met wat je hebt. Dankbaarheid is de taal van de christen die deze belangrijke les geleerd heeft. Gelovigen die snel mopperen hebben nog een hele weg te gaan. Veel mensen willen zo graag Gods wil voor hun leven weten. Welnu, hier staat wat de wil van God is: onder alle omstandigheden dankbaar zijn voor Gods zegeningen voor nu en voor Gods beloften voor later. Dankbare, tevreden mensen zijn gelukkige mensen. Wie met weinig tevreden is, is gelukkiger dan iemand die ontevreden is met veel meer.

"Beter het weinige dat een rechtvaardige heeft dan de rijkdom van talloze zondaars." (Psalm 37:16, NBV2004)

Geluk ligt inderdaad niet in wat je hebt, maar in de manier waarop je ermee omgaat. Dit is een keuze die je moet maken. Wat wil je: als tevreden of ontevreden mens door het leven gaan? Paulus heeft in zijn leven zowel overvloed als armoede meegemaakt, en heeft daardoor geleerd dankbaar te zijn en in bewuste afhankelijkheid van God te leven. Paulus schreef in dit verband:

"Ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek. Ik ben tegen alles bestand door hem die mij kracht geeft." (Filippenzen 4:12-13, NBV2004)

Voortdurende overvloed is voor niemand goed, want daardoor voel je je steeds onafhankelijker van God. En juist in de afhankelijkheid van God groeit je nieuwe leven. Wees blij en dankbaar met wat je hebt, ook al zijn er anderen die het beter hebben dan jij. Maar vergeet niet dat je van anderen vooral de buitenkant ziet en niet altijd weet of ze in hun diepste innerlijk ook echt zo gelukkig zijn als ze lijken. Alleen bij Jezus vind je het ware, duurzame geluk.

Zie meer hierover in hoofdstukken 'Gelukkig leven' en 'Omgaan met verleidingen'.