Helaas is na de bekering je neiging om te zondigen nog steeds aanwezig. Vanaf je bekering tot aan het einde van je aardse leven zul je daar last van hebben. Dit onderwerp en alle volgende onderwerpen van dit hoofdstuk zijn bedoeld om je als wedergeboren gelovige te helpen omgaan met zonden. Dit is niet het meest plezierige thema, maar wel heel belangrijk.
Sommige gelovigen doen erg makkelijk over hun zonden. Jezus heeft alle zonden van de mensheid toch gedragen? En wanneer je je zonden achteraf belijdt, worden ze toch vergeven? Waarom dan moeilijk doen over zonden? Diep in hun hart willen ze bepaalde zonden gewoon graag doen om ervan te genieten. En de vergeving is daarna toch snel te regelen? Bijvoorbeeld als het gaat om zondige seksuele relaties is het erg verleidelijk om zo te werk te gaan. Maar vergeet één ding niet: je zondigt niet goedkoop, want elke zonde heeft blijvende gevolgen. Daarom heeft God ook zo'n gruwelijke hekel aan zonden en staat de Bijbel vol met waarschuwingen om vooral niet te zondigen.
Zie hoofdstuk 'Gods Levenswet'.
Elke zonde maakt iets stuk en komt in de plaats van iets goeds dat gedaan had kunnen worden. Elke zonde heeft vernietigende effecten, zoals:
Kortom, elke zonde veroorzaakt schade bij God, bij jezelf en vaak ook bij anderen. Zonden zijn bovendien erg verslavend, ook voor gelovigen. Hoe meer je bepaalde zonden doet, hoe meer ze deel gaan uitmaken van je persoonlijke levensstijl. Des te vanzelfsprekender is het dan om diezelfde soort zonde weer te doen als daar aanleiding toe is.
Spreekwoorden als deze zijn ontstaan uit levenservaring van mensen. Door te zondigen onttrekt een mens zich tot op zekere hoogte aan de invloedsfeer van God, want God haat het kwade. Daarmee staat hij tegelijk meer bloot aan de invloedsfeer van de satan. Hoe dichter je bij God leeft, hoe meer bescherming je hebt tegen het kwade. Hoe verder je van God leeft vanwege onbeleden zonden, hoe kwetsbaarder je bent voor onheil. Je kunt dat zien als een straf van God, maar ik zeg liever: je kunt zoiets verwachten als een gevolg van je daden. Het is een soort geestelijke natuurwet, waar je moeilijk onderuit kunt komen.
In de Bijbel komen we een aantal gezegden tegen die allemaal varianten zijn van 'het kwaad straft zichzelf' over de gevolgen van zondig gedrag:
"Wie onheil zaait, zal onheil oogsten ..." (Spreuken 22:8, NBV2004)
"... wie wind zaait zal storm oogsten." (Hosea 8:7, NBV2004)
"... wie karig zaait, zal karig oogsten ..." (2 Korintiërs 9:6, NBV2004)
"... wat een mens zaait, zal hij ook oogsten." (Galaten 6:7, NBV2004)
Zondig gedrag heeft vaak langdurige en ingrijpende gevolgen. Ook als zonden door God vergeven zijn, kunnen ze nog evengoed schade doen! Ik ken verschillende echtparen, die op latere leeftijd tot geloof zijn gekomen. Ze hebben hun kinderen een zondig voorbeeld gegeven, met als gevolg dat de meeste van hun kinderen nog steeds zonder Jezus leven. De zonden van de ouders zijn vergeven, maar de goddeloze opvoeding die ze hun kinderen hebben gegeven heeft nog steeds een schadelijke doorwerking.
Ook de gevolgen van zonden als gebroken huwelijken, driftbuien, dronkenschap, rookverslaving, enzovoort kunnen nog vele jaren doorwerken. Als je deze zonden aan God belijdt wordt je schuld wel vergeven, maar je blijft dan vaak toch nog met een aantal brokstukken zitten. Voorbeelden: kinderen met gedragsproblemen, een ziek lichaam, een kortere levensduur, verstoorde of verbroken relaties. Maar ook daarin wil God je helpen om je weg te vinden. Zijn genade en hulp is ook onder die omstandigheden royaal aanwezig. Maar het is veel beter om het niet zo ver te laten komen.
Een paar Bijbelse voorbeelden: