6.4.6. Relatie met Jezus
Geroepen tot verbondenheid met Jezus
Als je bent wedergeboren heb je niet alleen een relatie met God
gekregen, maar ook een relatie met Jezus. Sterker nog, je relatie
met Jezus is de kern van je geloofsleven. Is God de Vader dan niet belangrijker
dan Jezus? In zekere zin wel, want God de Vader staat in positie boven God de Zoon. Maar
God heeft Jezus naar de aarde gezonden om namens Hem contacten te
leggen met mensen en als
tussenpersoon tussen God en mensen op te treden. Daarom schrijft de
apostel Paulus de volgende woorden:
"...
Hij heeft u geroepen om samen een te zijn met Zijn Zoon, onze Here Jezus
Christus." (1 Korintiërs 1:9, HB2008)
"Hij heeft u geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus
Christus, onze Heer ..." (1 Korintiërs 1:9, GNB1996)
Je relatie met Jezus is dus zelfs je belangrijkste roeping als gelovige.
De verbondenheid met Jezus is een wederzijdse verwevenheid die kan
worden ervaren bij het navolgen van Jezus als je geliefde Heer.
De Vader heeft als het
ware Jezus naar ons toegeschoven en gezegd:
"... Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.
Luister naar hem!" (Matteüs 17:5, NBV2004)
In het hogepriesterlijk gebed lezen we wat het wezen is van het nieuwe leven
dat gelovigen bij hun wedergeboorte hebben ontvangen:
"Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware
God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus." (Johannes 17:3, NBV2004)
Kortom het persoonlijk kennen van Jezus behoort evenzeer tot de kern van het
nieuwe leven als het kennen van God de Vader.
"Maar wie zich met de Heer verenigt wordt met hem één geest."
(1 Korintiërs 6:17, NBV2004)
Deze geestelijke verbondenheid houdt in dat je 'in de geest van Jezus'
handelt. Dat je verlangt wat Jezus verlangt, dat je de dingen doet die Jezus
deed en dat je de mensen liefhebt zoals Jezus hen liefheeft.
Wat houdt de relatie met Jezus in?
De relatie tussen Jezus en jou als christengelovige bestaat vooral uit de
volgende aspecten:
- Jezus is je Heer
en jij bent zijn dienaar of slaaf.
- Jezus is je leermeester en jij bent zijn discipel, zijn volgeling.
- Jezus is je zender en jij bent zijn gezondene, zijn vertegenwoordiger in
je leefomgeving.
- Jezus is de
tussenpersoon tussen God en jou, tussen jou en God.
1. De Heer en zijn dienaars of slaven
Jezus vergeleek zijn relatie met zijn volgelingen vaak met die
van een koning of heer met zijn dienaren, knechten of slaven, de bekendste
gezagsverhoudingen uit die tijd. Lees maar eens de volgende korte gelijkenis van Jezus:
"Als iemand van jullie een knecht zou hebben die ploegt
of kudden weidt, dan zal hij, wanneer die thuiskomt van het land, toch niet
tegen hem zeggen: "Ga maar meteen aan tafel?" Zal hij niet veel
eerder tegen hem zeggen: "Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel
om en bedien me terwijl ik eet en drink, en daarna kun je zelf eten en
drinken?" Hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem
is opgedragen? Hetzelfde geldt voor jullie; wanneer jullie alles gedaan hebben
wat jullie is opgedragen, zeg dan: "Wij zijn maar knechten, we hebben
enkel onze plicht gedaan.' " (Lucas 17:7-10, NBV2004)
We voelen ons wat minder gevleid als de Bijbel ons knechten of slaven van Jezus
noemt in plaats van strijders, erfgenamen en koningskinderen.
Maar we moeten wel de HELE Bijbel lezen, niet alleen de gedeelten
die ons het prettigste gevoel geven. De apostel Paulus noemt ware gelovigen
slaven van Jezus, omdat Hij hen met zijn bloed heeft gekocht en betaald. Daardoor zijn
zij
het persoonlijke eigendom van Jezus geworden:
"U bent gekocht en betaald, dus wees geen slaven van mensen."
(1 Korintiërs 7:23, NBV2004)
"... slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil."
(Efeziërs 6:6, NBV2004)
De volgende gelijkenissen van Jezus geven een beeld van Jezus met zijn
volgelingen als die van een heer met zijn dienaren of slaven:
Als je deze gelijkenissen bestudeert, leer je het één en ander van de 'heer
en dienaar' relatie die je als gelovige met Jezus hebt.
Zie ook onderwerp 'Toegewijd
aan Jezus' in hoofdstuk 'Toewijding'.
2. De leermeester en zijn discipelen
Kort voordat Jezus naar de hemel zou gaan, gaf hij zijn 'Grote Opdracht' aan de apostelen:
"Ga er daarom op uit om alle volken tot mijn discipelen te
maken. Doop hen
in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Leer hen altijd
te doen wat Ik u heb gezegd." (Matteüs 28:19, HB2008)
En één van die discipelen ben jij, als je een ware christengelovige bent.
In de meeste moderne
Bijbelvertalingen wordt het woord 'discipel'
weergegeven als 'leerling'. Die vertaling is op zich wel correct, maar daarmee wordt wel tekort
gedaan aan de veel bredere inhoud van het begrip
discipelschap. Een leerling is in
onze tijd iemand die tijdelijk ergens een (meestal theoretische) opleiding volgt
en na zijn opleiding (en eventuele stages) zelfstandig de praktijk in gaat. Een
discipel is iemand die oplettend naar zijn leermeester kijkt en alles precies zo
leert te doen als die leermeester. Het is te vergelijken met een
schildersgezel in de zeventiende eeuw die jarenlang met zijn leermeester optrok,
totdat hij deze volledig kon imiteren. Daarna kon hij zich vestigen als erkend
kunstschilder en zich verder ontwikkelen. De hoofdtaak van een discipel van
Jezus is dus: Jezus navolgen, in zoveel mogelijk opzichten doen wat Hij ooit
deed toen Hij op aarde was.
"Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, dat
u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent. (Johannes 15:8, HSV2010)
Jezus roept elke gelovige op om zijn discipel te zijn. Bij discipelschap zijn
theorie en praktijk met elkaar verweven. Het raakt je hele mens-zijn in al zijn
facetten en gedurende je hele leven. Een discipel van Jezus verlangt ernaar te
leven zoals Jezus leefde, te doen wat Jezus deed, lief te hebben zoals Jezus
liefhad, en Hem te volgen zoals Jezus de Vader gehoorzaamde. De term 'volgeling'
komt ook dicht bij het woord 'discipel'.
Hoe spraken de discipelen Jezus aan? Ze noemden Hem meestal hun Heer of hun meester
(rabbi).
"En toen Hij uit de tempel ging, zeide één van zijn discipelen
tot Hem: Meester, zie, welke stenen en welke gebouwen!" (Marcus 13:1, NBG1951)
(Jezus zei:) "Jullie noemen mij meester en Heer, en dat is juist, want dat
ben ik." (Johannes 13:13, GNB1996)
Omstanders gebruikten alleen de termen 'meester' en 'discipelen', de twee
begrippen die in die tijd bij elkaar hoorden als een pan en een deksel.
"En toen de Farizeeën dat zagen, zeiden zij tegen Zijn
discipelen: Waarom eet uw Meester met de tollenaars en zondaars?" (Matteüs 9:11,
HSV2010)
Dus het is normaal voor discipelen van nu om Jezus ook hun Heer of hun (leer)meester te
noemen.
Zie ook onderwerpen:
- 'Jezus
en zijn discipelen' in hoofdstuk 'Ontmoetingen
met Jezus'
- 'Discipelschap'
in hoofdstuk 'Toewijding'.
3. De Heer en zijn gezondenen
De naaste discipelen van Jezus werden na zijn opstanding apostelen
genoemd. 'Apostel' betekent 'uitgezondene' of 'zendeling'.
"... Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u."
(Johannes 20:21, HSV2010)
"... Trek heel de wereld door om aan elk schepsel de goede
boodschap te verkondigen." (Marcus 16:15, WV2012)
Nadat deze apostelen vervuld waren met de Heilige Geest (Handelingen
1:8) waren ze klaar om deze opdracht daadwerkelijk uit te voeren. In het Nieuwe
Testament lezen we verderop niet meer dat Jezus als 'meester' werd aangesproken maar
steeds als 'Heer'.
Wanneer we Jezus onze Heer noemen, worden we bepaald bij het feit dat we
gezondenen zijn, dat we een
opdracht te vervullen hebben in de wereld om ons heen.
Zie ook hoofdstuk 'Getuigen
van Jezus'
4. Jezus de tussenpersoon
Voor alle wedergeboren gelovigen is Jezus ook hun
tussenpersoon in de relatie met God. Jezus heeft een brug geslagen
(verzoening tot stand
gebracht) tussen God en de mensheid en in het
persoonlijke vlak: tussen God en elke christengelovige. Maar Jezus is ook NU
onze bemiddelaar die de relatie en de communicatie tussen God en de
christengelovige onderhoudt. Alleen door Jezus kunnen we met
God contact hebben. Denk maar aan de voorbede in de naam van Jezus.
Jezus zei hierover:
"Wanneer je iets in mijn naam
vraagt, zal ik het doen." (Johannes 14:14, NBV2004)
In verbondenheid met Jezus als tussenpersoon ontvangen christengelovigen
Gods zegeningen. Vanwege
Jezus ontvangen ze die van God de Vader:
"Ik dank mijn God telkens weer om u. Ik dank hem voor de
goedheid van God die u gegeven is in Christus
Jezus." (1 Korintiërs 1:4, GNB1996)
Gods liefde voor christengelovigen is altijd verbonden met Jezus als
tussenpersoon:
"noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal
kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus
Jezus, onze Here." (Romeinen 8:39, NBG1951)
In de brieven van het Nieuwe Testament komen we heel vaak uitdrukkingen tegen
als 'in Christus' of 'één geworden met Christus' tegen. Dat
hangt altijd samen met de verbondenheid met God via Jezus als tussenpersoon.
Zie meer hierover in onderwerp 'Jezus
de tussenpersoon' in hoofdstuk 'Wie is
Jezus?'.
Volgend onderwerp: 6.4.7. Vertrouwelijke band met Jezus