banner image

 

7.6.1. Grote Opdracht

Kort voordat Jezus naar de hemel zou gaan, gaf hij zijn 'Grote Opdracht' aan de apostelen:

"Ga er daarom op uit om alle volken tot mijn discipelen te maken. Doop hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. Leer hen altijd te doen wat Ik u heb gezegd." (Matteüs 28:19, HB2008)

Enkele kanttekeningen:

  1. Het belangrijkste woord in deze opdracht is: 'GA!' Dus niet wachten tot de mensen naar je toekomen. Het christelijke geloof is bedoeld om mensen in beweging te zetten.
  2. Het gaat om alle volken van de aarde, dus ook de meest verafgelegen volken, met andere culturen en vreemde talen.
  3. Het is niet de bedoeling dat alle mensen lid van een kerk moeten worden, maar dat ze via de weg van bekering en wedergeboorte discipelen van Jezus worden, mensen die Hem navolgen in alle opzichten.
  4. Volgelingen van Jezus hebben goed Bijbelonderwijs nodig, zodat ze weten hoe ze Jezus kunnen volgen volgens zijn richtlijnen.

De apostelen nemen Jezus' taak over

Jezus heeft Gods licht laten schijnen toen Hij zo'n 2000 jaar geleden op aarde leefde. Jezus heeft God laten zien aan de mensen, door zijn onderwijs en zijn levenswandel. Jezus heeft in eerste instantie zijn twaalf discipelen geroepen om zijn eigen rol als godsgetuige over te nemen zodra Hij naar de hemel zou zijn gegaan. Zij werden als apostelen (=uitgezondenen) de wereld in gestuurd:

"... Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie." (Johannes 20:21, WV2012)

Zie ook onderwerp 'Uitzending van de apostelen' in hoofdstuk 'Opstanding van Jezus'.

Het was de bedoeling om dichtbij huis te beginnen en vervolgens steeds verder weg te gaan om tenslotte de hele aarde te bereiken met het goede nieuws van Jezus.

"... en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde." (Handelingen 1:8, HSV2010)

Het begon zo goed en het evangelie verspreidde zich als een prairievuur. Maar na enkele eeuwen bleef het steken en het zou vele eeuwen duren voordat de wereldzending weer op gang kwam.

Wist je trouwens dat Coca Cola, dat nog maar 100 jaar bestaat, al bekend is over alle landen van de wereld? En dat na 2000 jaar christendom nog steeds een derde deel van de wereld het evangelie nog niet heeft gehoord? Wat betekent Coca Cola vergeleken met het levende water van het evangelie? Hoe kunnen we dit aan de gever van de Grote Opdracht uitleggen?

Eerste zendelingen beginnen met de Grote Opdracht

In het Nieuwe testament lezen we hoe de gelovigen begonnen met de uitvoering van de Grote Opdracht om alle volken voor Jezus te winnen. De eerste zendelingen waren:

Van meet af aan de boodschap doorgeven

Zodra Paulus (toen nog Saulus) tot geloof was gekomen ging hij het evangelie doorgeven:

"... en ging onmiddellijk in de synagogen verkondigen dat Jezus de Zoon van God is." (Handelingen 9:20, NBV2004)

Jaren later prees Paulus de pas gestichte gemeente in Filippi vanwege hun reactie op de evangelieboodschap. Daardoor werd bevestigd dat ze het evangelie echt hadden begrepen:

"... omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie." (Filippenzen 1:5, NBV2004)

In dit opmerkelijke Bijbelvers zien we het volgende over evangelieverkondiging:

  1. Verspreiding van het evangelie is de verantwoordelijkheid van alle christengelovigen.
  2. De gelovigen hebben niet eerst een opleiding van twee jaar of langer gevolgd, maar zijn er direct mee begonnen nadat ze tot geloof waren gekomen.
  3. Ze zijn er mee doorgegaan.
  4. Het uitdragen van het evangelie had een zeer hoge prioriteit bij de gelovigen.

Wat een verschil met zoveel naar binnen gerichte kerken van vandaag! Nergens lezen we in het Nieuwe Testament een opdracht om imposante kerkgebouwen of kathedralen te bouwen, wel om het evangelie uit te dragen. Het doorgeven van de bevrijdende boodschap van het evangelie is de kerntaak van de Gemeente van Jezus. Sterker nog: daaraan ontleent de Gemeente van Jezus haar bestaansrecht! Jezus zei:

"... Trek heel de wereld door om aan elk schepsel de goede boodschap te verkondigen." (Marcus 16:15, WV2012)

Kracht van de Heilige Geest

Evangelisatiewerk dichtbij of zendingswerk veraf kan natuurlijk niet worden uitgevoerd door mensen die niet zijn wedergeboren. Om Jezus te kunnen vertegenwoordigen moet je eerst in zijn koninkrijk worden ingelijfd, anders kun je zijn ambassadeur niet zijn. Toch heb ik gesproken met een onbekeerde zendeling die naar Afrika was uitgezonden. Natuurlijk had hij nooit uitgezonden mogen worden, maar er gebeurde iets bijzonders. In Afrika kwam hij tot geloof na ontmoetingen met inheemse gelovigen. Echte gelovigen wel te verstaan. Wat een humor van God!

Gelovigen die niet vol zijn van Jezus, kunnen beter geen zendings- of evangelisatiewerk gaan doen. Er is meer nodig:

"... maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde." (Handelingen 1:8, WV2012)

Eerst vol zijn van Jezus dus, eerst de kracht van de Heilige Geest ontvangen door met Hem vervuld te worden. Daarna de Grote Opdracht uitvoeren. Vooral als het gaat om veeleisende taken, is een krachtige vervulling met Gods Geest van groot belang.

"onze verkondiging aan u overtuigde immers niet alleen door onze woorden, maar ook door de overweldigende kracht van de heilige geest..." (1 Tessalonicenzen 1:5, NBV2004)

Toerusting en onderwijs

Evangelieprediking zonder begeleidend onderwijs is niet compleet. Voor mensen die tot geloof zijn gekomen en gedoopt, geldt ook het derde onderdeel van de Grote Opdracht:

"... Leer hen altijd te doen wat Ik u heb gezegd." (Matteüs 28:19, HB2008)

De basis voor een krachtig geloofsleven wordt gelegd door een gedegen kennis van de Bijbel. Verder moeten nieuwe gelovigen leren deze kennis toe te passen in hun persoonlijke levenssfeer. Pastorale zorg is nodig om hen op het juiste spoor te houden en hen zo nodig te corrigeren.

"U kunt getuigen, en God zelf, hoe toegewijd, hoe oprecht en zuiver we bij u, die tot geloof gekomen bent, hebben geleefd. U weet dat we voor ieder van u waren als een vader voor zijn kinderen. We hebben u aangespoord en bemoedigd en u op het hart gedrukt zo te leven dat u God eer bewijst ..." (1 Tessalonicenzen 2:10-12, NBV2004)

Zie ook onderwerp 'Gemeente als leerschool' in hoofdstuk 'Gemeente'.

Weerstanden

Bij de uitvoering van de Grote Opdracht kunnen we weerstanden verwachten van de satan, die niet wil dat zijn machtgebied wordt bedreigd. De Grote Opdracht is immers een frontale aanval op zijn heerschappij over de wereld. In het Bijbelboek Handelingen lezen we enkele voorbeelden van weerstanden die de apostel Paulus heeft ervaren bij zijn evangelisatiecampagnes:

Lees ook 2 Korintiërs 6:3-10 waarin Paulus een samenvatting geeft van de moeiten die hij allemaal heeft meegemaakt. Dit is het slechte nieuws. Maar het goede nieuws is dat deze gebeurtenissen steeds deuren openden naar volgende mogelijkheden om het evangelie te verspreiden.

De Bijbel zelf geeft aan dat het evangelie weerstanden oproept. Het evangelie blijft namelijk hoe dan ook een dwaasheid voor heidenen en aanstootgevend voor de Joden (1 Korintiërs 1:23). Het evangelie is goed nieuws, maar geen boodschap die lekker in de markt ligt. Nog steeds worden Jezus' volgelingen vervolgd, gemarteld, in gevangenissen gegooid of gedood omdat ze het evangelie van Jezus aan anderen doorgeven.

Zie meer hierover in hoofdstuk 'Geloofsvervolging'.