banner image

 

7.5.3. Gods leiding voor Israël

Door de hele Bijbel heen zien we hoe God specifieke aanwijzingen gaf aan mensen om keuzes te maken of opdrachten uit te voeren. Enkele voorbeelden:

Wolk- en vuurkolom

De meest spectaculaire en meest zichtbare manier waarop God zijn volk Israël heeft geleid was ongetwijfeld de wolk- en vuurkolom tijdens hun lange verblijf in de woestijn. Het was het bijna tastbare bewijs van Gods persoonlijke aanwezigheid, waarmee Hij het volk de weg wees.

"De HEER ging voor hen uit om hun de weg te wijzen, overdag in een wolkkolom, 's nachts in een lichtende vuurzuil ..." (Exodus 13:21, NBV2004)

Overdag gaf God de looprichting aan met een wolk die zich bewoog in de richting van het reisdoel. Tegelijk was die wolk een bescherming tegen de brandende zon. De wolkkolom was een symbool van stabiliteit, kracht en zichtbare zekerheid. 's Nachts was er een vuurzuil die voorop ging om de weg te wijzen en die tegelijk zorgde voor licht en warmte. Hoe dichter iemand bij deze vuurzuil kampeerde, hoe meer hij daarvan kon genieten. In de nabijheid van God is altijd de grootste zegen te vinden. Het volk voelde zich veilig onder de bescherming van de machtige God, die hen op zo'n wonderbaarlijke manier had verlost van de slavernij en hen zo duidelijk zichtbaar de weg wees.

"Maar liefdevol als u bent, hebt u hen zelfs toen, daar in de woestijn, niet verlaten. Boven hen stond steeds de wolkkolom om hun bij dag de weg te wijzen, en 's nachts was er de vuurzuil die de weg verlichtte waarlangs ze moesten gaan." (Nehemia 9:19, NBV2004)

Heilige orakelstenen

In de tijd van het Oude Testament konden mensen naar de priester gaan om Gods leiding te vragen bij persoonlijke beslissingen. Dit kon gebeuren met behulp van de efod, van oorsprong een priestergewaad. De efod wordt in de NBV vertaling een orakeltas genoemd. Men veronderstelt dat er twee bijzondere (edel)stenen in die orakeltas zaten. Deze konden gebruikt worden zoals wij wel eens een munt opgooien als we een keus uit twee mogelijkheden laten beslissen door het lot. Uit elk van beide orakelstenen kon een antwoord 'urim' (=nee) of 'tummim' (=ja) komen. Met de orakelstenen konden uitsluitend vragen aan God gesteld worden die met ja of nee beantwoord kon worden. Als de uitslag van de stenen tweemaal ja was, dan was er een 'ja' antwoord van God, was het tweemaal nee, dan was het een 'nee' antwoord. Eenmaal 'ja' en eenmaal 'nee' betekende dat God niet wilde antwoorden. God gaf de volgende instructie (bedoeld voor Jozua) over het gebruik van de heilige orakelstenen:

"Wanneer er een beslissing moet worden genomen, moet hij zich tot de priester Eleazar wenden, en die raadpleegt dan ten overstaan van de HEER de orakelstenen. Zijn uitspraak bepaalt of Jozua met de andere Israëlieten een veldtocht moet ondernemen of niet." (Numeri 27:21, NBV2004)

Toen David op de vlucht was voor koning Saul, vroeg hij zich af of hij Kehila moest bevrijden van de Filistijnen. Hij wilde weten wat God ervan vond en hij kreeg het antwoord via de priester. Alles wijst erop dat hier gebruik werd gemaakt van de heilige orakelstenen:

"Toen vroeg David de HERE: Zal ik heengaan en deze Filistijnen verslaan? De HERE antwoordde David: Ga heen, versla de Filistijnen en bevrijd Kehila ... Toen vroeg David de HERE opnieuw en de HERE antwoordde hem: Trek op, ga naar Kehila, want ik zal de Filistijnen in uw macht geven ... Toen David vernam, dat Saul kwaad tegen hem in de zin had, beval hij de priester Abjatar: Breng de efod hier. En David zeide: "... Zal Saul komen? ... De HERE antwoordde: Hij zal komen. Daarna vroeg David: Zullen de burgers van Kehila mij en mijn mannen aan Saul uitleveren? De HERE zeide: zij zullen u uitleveren." (1 Samuel 23:2-12, NBG1951)

Zoals je ziet: allemaal 'ja' en 'nee' antwoorden, ook al worden die in de Bijbel vaak met meer woorden omschreven, alsof het hoorbaar uitgesproken woorden van God waren.

Gaf de efod een 'ja' en een 'nee' antwoord, dan moest de vraagsteller zich afvragen waarom God hem niet antwoordde. Meestal was er dan een bepaalde zonde die in de weg stond; die zou eerst beleden moeten worden voordat God weer zou gaan spreken. Een voorbeeld hiervan zien we bij koning Saul, die door ernstige ongehoorzaamheid van God was vervreemd. Toen hij God om leiding vroeg, kwam er geen antwoord:

"Hij raadpleegde de HEER, maar de HEER gaf geen antwoord: noch in dromen, noch door middel van orakelstenen, noch bij monde van profeten." (1 Samuel 28:6, NBV2004)

Profeten en engelen

In het Oude Testament lezen we honderden keren dat God via profeten sprak. De belangrijkste profeet was Mozes, aan wie God al zijn leefregels, inzettingen (voor de eredienst) en verordeningen (sociale regels) doorgaf. Ook kreeg Mozes als leider van het volk vaak zeer gedetailleerde instructies over de manier waarop hij met het volk moest omgaan. Zo lezen we in de Bijbel dat Mozes een praktijkgeval voor God neerlegde en dan kwam God met aangepaste regelgeving (bijvoorbeeld Numeri 9:1-14).

Ook kunnen we in de Bijbel lezen over mensen die gevraagd of ongevraagd boodschappen van God ontvingen, soms via engelen. Enkele voorbeelden:

Zo waren profeten en engelen instrumenten in Gods hand om mensen te leiden op hun levensweg en hen te helpen bij beslissingen.