banner image

 

8.11.2. Roeping van Abraham

Abraham de kanjer?

Als we de levensgeschiedenis van Abraham bestuderen ontdekken we hoe God zijn karakter grondig heeft veranderd.

"Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen." (Hebreeën 11:8, NBV2004)

Bij het lezen van zo'n tekst voel je je onmiddellijk heel klein als gelovige. Wat een geloofskanjer: God roept en hij gaat meteen op weg naar een onbekend land! Daar kan mijn geloof niet aan tippen. Maar het goede nieuws is ... dat Abraham in het begin helemaal niet zoveel godsvertrouwen had. De Bijbel geeft een uitvoerige beschrijving van Abrahams levensontwikkeling waar alle gelovigen veel van kunnen leren. Vooral mensen met een evenwichtig karakter, omdat zij zoveel van zichzelf in Abraham tegenkomen.

Zowel Abram als Sarai (zoals ze eerst heetten) kregen later een andere naam ter onderstreping van hun nieuwe status als bondgenoten van God (Genesis 17:5,15).

In deze onderwerpen zullen we steeds de nieuwe namen Abraham en Sara gebruiken, behalve in de aangehaalde Bijbelgedeelten waarin de oude namen niet zijn gewijzigd.

Abraham geroepen om zijn hele familie te verlaten

Om de volgorde van de gebeurtenissen goed te kunnen volgen, lezen we eerst wat Stefanus zei over de roeping van Abraham:

"... God, aan wie alle eer toekomt, is verschenen aan onze voorvader Abraham, toen hij in Mesopotamië woonde en zich nog niet in Haran had gevestigd. God zei tegen hem: Verlaat uw land en familie, en ga naar het land dat ik u wijzen zal. Toen verliet Abraham het gebied van de Chaldeeën en ging in Haran wonen ..." (Handelingen 7:2-4, GNB1996)

De meeste Bijbellezers denken dat 'Abraham de Geweldige' zo'n groot geloof had dat hij meteen het kloeke besluit nam om op weg te gaan. Maar de Bijbel geeft een klein detail dat gemakkelijk over het hoofd wordt gezien en dat een ander licht op deze geschiedenis werpt:

"Terach verliet Ur, de stad van de Chaldeeën, en nam zijn zoon Abram met zich mee ..." (Genesis 11:31, NBV2004)

Want wie nam het initiatief voor deze grootscheepse emigratie? Niet Abraham, maar ... zijn vader Terach. Dat zegt veel. Abraham was aarzelend van aard en bang om risico's te nemen. Gebrek aan motivatie en huiver voor grote veranderingen horen helemaal bij zijn evenwichtige karakter.

Ik denk dat het ongeveer zo is gegaan: Abraham zal tegen zijn vader hebben gezegd dat God hem had geroepen om weg te trekken. Omdat hij het niet aandurfde om zelfstandig die avontuurlijke onderneming uit te voeren, had zijn vader mogelijk ongeveer het volgende gezegd: "Als God dit van jou vraagt moet je het beslist doen. Maar we kunnen toch ook wel met zijn allen gaan? Dat is veel prettiger en dan worden we misschien allemaal wel gezegend. Dus waarom niet?"

En Abraham had niet de moed om te zeggen dat God juist tegen hem had gezegd dat hij zijn FAMILIE moest verlaten. Zonder zijn familie zou hij zich erg onzeker voelen. Zijn huiverigheid om aan iets nieuws te beginnen en zijn te sterke gehechtheid aan de sociale zekerheid van familieleden zouden de kernoorzaken blijken te zijn van de meeste problemen waar hij later in terecht zou komen.

Gebonden door familiebanden

Veel evenwichtige gelovigen hebben diezelfde afhankelijkheid van hun familie en vrienden, omdat ze daar hun veiligheid en zekerheid in hebben gevonden. Ze zijn praktisch van aard, houden zich vooral bezig met het zichtbare en hebben dan ook meer moeite om het bovennatuurlijke een plaats in hun leven te geven. Daarbij kunnen hun sociale banden juist belemmeringen zijn bij het volgen van Jezus en het oppakken van nieuwe uitdagingen. Om te groeien in vertrouwen op God moeten ze een aantal lessen leren die Abraham van God kreeg om de geloofskanjer te worden die God van hem heeft kunnen maken.

"Terach verliet Ur, de stad van de Chaldeeën, en nam zijn zoon Abram met zich mee, evenals zijn kleinzoon Lot, de zoon van Haran, en zijn schoondochter Sarai, Abrams vrouw. Samen gingen ze op weg naar Kanaän. Maar toen ze in Charan waren aangekomen, bleven ze daar wonen." (Genesis 11:31, NBV2004)

We lezen dat de Terach clan ergens onderweg naar het 'beloofde land' bleef steken: in Charan. En daar gingen ze zich vestigen. Pas toen vader Terach was overleden (Genesis 11:32) durfde Abraham weer na te denken over zijn oorspronkelijke roeping. Hij had intussen al zijn vijfenzeventigste verjaardag gevierd. Genesis 12 begint met het vermelden van die oorspronkelijke roeping van jaren geleden:

"De HEER zei tegen Abram: 'Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen." (Genesis 12:1, NBV2004)

"Eerder had de HERE Abram de opdracht gegeven: 'Verlaat uw land en uw familie en ga naar het land, dat Ik u zal wijzen.' " (Genesis 12:1, HB2008)

Het begin van dit Bijbelgedeelte kunnen we beter lezen als 'de Heer HAD tegen Abraham gezegd', namelijk toen ze nog in Ur woonden (Handelingen 7:2-3). In de vertaling van 'Het Boek' is dit beter weergegeven.

Let op dat God drie woorden gebruikt om te beschrijven wat Abraham achter zich moest laten:

  1. zijn land
  2. zijn (naaste) familie
  3. andere verwanten

Gods bedoeling was duidelijk: Abraham, laat AL je zekerheden los, en ALLES waarmee je vertrouwd bent.

"Toen ging Abram weg, zoals de HEER hem had opgedragen, en Lot ging met hem mee. Abram was vijfenzeventig jaar toen hij Haran verliet." (Genesis 12:4, WV2012)

Ook zegt de Bijbel nadrukkelijk dat neef Lot wel met Abraham meeging. Ongetwijfeld vond de voorzichtige Abraham het wel prettig en veilig om toch nog iemand van zijn familie mee te nemen. Zijn ondernemende neef zou hem vast wel kunnen helpen bij dit nieuwe avontuur. Abraham verliet dus de rest van de familie die in Charan achterbleef en zo voltooide hij de reis naar het land dat God hem gewezen had. De Bijbel vermeldt niet hoe Abraham precies wist dat hij in Kanaän moest zijn, maar in ieder geval wist hij precies waar God hem uiteindelijk wilde hebben.

Abrahams relatie met God

Abraham streek neer bij More, hetzelfde gebied waar God hem later zou naar toe zou laten gaan om zijn zoon te offeren. Toen Abraham het einddoel van de lange reis (eindelijk!) bereikt had ging God weer spreken. Zo werkt goddelijke leiding. Pas wanneer je een opdracht van God volledig hebt uitgevoerd gaat God weer verder spreken. In de tussentijd kan het wel eens stil blijven.

"Daar verscheen de HEER aan Abram en zei: 'Aan uw nakomelingen zal Ik dit land in bezit geven.' Toen richtte hij daar een altaar op voor de HEER, die hem verschenen was." (Genesis 12:7, WV2012)

Abraham was een man die op belangrijke momenten steeds een altaar bouwde om daarop offers aan God te brengen. Het waren altaren en offers van toewijding en overgave aan God. Op die altaren legde hij eigenlijk zijn eigen leven voor God neer en vertrouwde hij Hem voor alles wat hij nodig had.

"Vandaar trok hij verder naar het gebergte ten oosten van Betel, sloeg zijn tent op tussen Betel in het westen en Ai in het oosten, richtte een altaar op voor de HEER en riep de naam van de HEER aan. Daarna trok Abram verder naar de Negeb toe." (Genesis 12:8-9, WV2012)

Dit is het tweede Bijbelgedeelte waar Abraham een altaar bouwde en God aanbad. Daarbij worden geen details vermeld.