banner image

 

8.2.4. Zegenen

Het woord zegenen heeft een enorm rijke en brede betekenis. Letterlijk betekent het: 'iets goeds zeggen' tegenover iemand. Maar het is natuurlijk veel meer dan dat.

God zegent mensen

Alle zegeningen komen van God en ontstaat als God iets goeds doet voor iemand. De Bijbel staat vol met voorbeelden van mensen die door God werden gezegend. Voorbeelden van zegeningen zijn:

Zie ook de onderwerpen:
- 'Bidden om zegeningen' in hoofdstuk 'Gebed'
- 'Gods zegeningen' in hoofdstuk 'Gelukkig leven'

Gelovigen zegenen God en andere mensen

God geeft mensen de mogelijkheid om Gods zegen door te geven aan anderen. In die zin kun je als gelovige God zegenen en andere mensen zegenen:

  1. Je kunt als gelovige God zegenen in lofprijzing en dankzegging. Wanneer de Bijbel letterlijk spreekt over mensen die God zegenen, wordt het in de meeste gevallen in het Nederlands vertaald met woorden als loven', 'prijzen' of 'dankzeggen'. Voorbeeld:
    "Prijs de HEER, mijn ziel..." (Psalm 103:1, NBV2004) - In de brontekst staat letterlijk: zegen de Heer (of: noem Hem gezegend).
    God zegenen is: een uiting van liefde en dankbaarheid aan God, iets van de liefde die God jou gegeven heeft, teruggeven aan Hem.
  2. Je kunt als gelovige andere mensen zegenen vanuit goddelijke autoriteit, bijvoorbeeld toezeggingen van Gods zegenende hulp en aanwezigheid. Onder het Oude Verbond mochten alleen priesters dat doen. Onder het Nieuwe Verbond mogen alle wedergeboren gelovigen het doen omdat daar het algemene priesterschap van gelovigen geldt (1 Petrus 2:9).

Zegenen in het Oude Testament

Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden uit het Oude Testament, waarbij individuele personen zegeningen uitspreken:

  1. Noach zegende zijn zonen Sem en Jafet, en vervloekte zijn zoon Cham (Genesis 9:25-27).
  2. Isaak zegende zijn zoon Jakob (Genesis 27:27-29) en gaf zijn zoon Esau een positie ondergeschikt aan zijn broer (Genesis 27:37-40).
  3. Jakob zegende zijn zonen onder handoplegging, mede naar aanleiding van hun gedrag (Genesis 48-49).

In al deze gevallen waren de zegenende vaders zich bewust van de kracht en de uitwerking van hun uitspraken. Ze wisten zich bij hun uitspraken verbonden met God waren zich bewust van hun verantwoordelijkheid om iets wezenlijks door te geven aan het volgende geslacht. Nog enkele voorbeelden:

  1. Mozes zegende elke stam van Israël afzonderlijk (Deuteronomium 33).
  2. Mozes zegende Jozua, zijn opvolger onder handoplegging (Deuteronomium 31:1-8).
    "Mozes had Jozua, de zoon van Nun, de handen opgelegd, en daardoor was Jozua vervuld van geest en wijsheid ..." (Deuteronomium 34:9, GNB1996)

Het effect van de laatstgenoemde zegen was bijna direct merkbaar.

In het Oude Testament lezen we ook dat sommige godvrezende koningen van Israël hun volk zegenden. Zo lezen we bijvoorbeeld koning Salomo bij de inwijding van de tempel het volk zegende (1 Koningen 8:55-61), waarbij hij eerst God zegende:

"... stond hij op en staande zegende hij met luide stem heel de gemeenschap van Israël met deze woorden: 'Gezegend zij de HEER, die zijn volk Israël rust verleend heeft, zoals Hij had beloofd.' " (1 Koningen 8:54-56, WV2012)

Hogepriesterlijke zegen

God heeft de oudtestamentische priesters opgedragen het volk te zegenen met de volgende woorden:

"Moge de HEER u zegenen en u beschermen, moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven." (Numeri 6:24-26, NBV2004)

Deze zegen bevat beeldtaal die voor de meest mensen niet zo bekend is. Het lichtende gelaat van God heeft te maken met de verschijning van zijn heerlijkheid, zijn glorie, waardoor mensen zijn hulp en zegen ontvangen. In het volgende Bijbelvers lezen we de volgende woorden van God:

"Als zij mijn naam over het volk uitspreken, zal ik de Israëlieten zegenen." (Numeri 6:27, NBV2004)

Met andere woorden: de zegenaar spreekt zegenende woorden uit en God bekrachtigt deze woorden. De krachtige tegenwoordigheid, hulp en vrede van God zal er dan zijn over de mensen die gezegend worden. God zegt dat Hij zelf de zegen zal uitvoeren wanneer de hogepriester deze uitspreekt:

"Zo zullen zij (de priesters) mijn naam op de Israëlieten leggen, en Ik zal hen zegenen." (Numeri 6:27, NBG1951)

In Joodse gezinnen waar men zich aan de tradities houdt, zijn vaders gewoon om bij elke sabbatsviering hun kinderen één voor één te zegenen. Zij zijn zich bewust van de waarde ervan en weten vanuit de Schrift dat God zijn zegen geeft door de geslachten heen.

Zegenen in het Nieuwe Testament

Jezus zegende veel mensen en dat was meer dan een paar aardige woorden tegen hen zeggen. Daar ging een positieve geestelijke invloed van uit. We lezen van Jezus dat Hij onder handoplegging kinderen zegende, die door hun ouders bij Hem werden gebracht (Marcus 10:16). Bij zijn vertrek zegende Hij zijn apostelen, waarbij Hij de handen ophief (Lucas 24:50). We zien verschillende gebaren bij het zegenen: handoplegging bij individuele mensen, handen opheffen bij groepen mensen. Niet dat die gebaren onmisbaar waren, maar ze ondersteunden de woorden en illustreerden het overdragen van Gods zegen.

Voorbeelden uit het Nieuwe Testament waarbij mensen door handoplegging gezegend worden:

Alle gelovigen mogen zegenen

Onder het Nieuwe Verbond geldt het priesterschap voor alle gelovigen.

"Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht." (1 Petrus 2:9, NBV2004)

Daarom hebben alle wedergeboren gelovigen de priesterlijke bevoegdheid om andere mensen te zegenen. Omdat onder meer in de rooms-katholieke kerk de gedachte heerst dat alleen de kerk de bevoegdheid heeft om Gods genademiddelen te hanteren en uit te delen, mogen daar alleen door de kerk gewijde personen zegenende handelingen verrichten. In protestantse kerken wordt het priesterschap van alle gelovigen met de mond beleden, maar in de praktijk ligt er in veel kerkelijke kringen een taboe op bepaalde handelingen die alleen door predikanten verricht mogen worden, zoals het uitspreken van een zegen aan het begin en einde van een kerkelijke samenkomst.

Gelovigen hebben ook de opdracht om te zegenen, zoals blijkt uit het laatste deel van de volgende Bijbeltekst:

"... zegen elkaar, opdat u de zegen verwerft waartoe u geroepen bent." (1 Petrus 3:9, WV2012)

Door anderen te zegenen (altijd in de naam van Jezus en niet uit onszelf natuurlijk) plaatsen we hen onder Gods invloedsfeer om iets in hun leven te doen dat hen dichter bij het doel van God met hun leven brengt.

De meeste christenen vinden het veiliger om zich te beperkten tot het bidden om een zegen voor mensen en het effect aan God over te laten. Zegenen van mensen gaat verder dan bidden voor mensen. Het is een daad van geloof in Gods werkende kracht door zegenende mensen heen:

Zegenen van vijanden

De Bijbel spoort ons ook aan om mensen te zegenen die niet bepaald onze vrienden zijn:

"Zegen​ wie u vervolgen. ​Zegen​ hen en vervloek hen niet." (Romeinen 12:14, HSV2010)

"... Worden we bespot, dan ​zegenen​ we; worden we vervolgd, dan verdragen we het; worden we beledigd, dan antwoorden we vriendelijk." (1 Korintiërs 4:12-13, NBV2004)

Vooral voor gelovigen die zware vervolging meemaken is dit één van de moeilijkste uitdagingen. Maar juist door voor hun vervolgers te bidden en hen te zegenen worden ze niet verteerd door gevoelens en gedachten van haat en vergeldingsdrang. Hetzelfde geldt ook voor gelovigen in ons eigen land die door anderen mishandeld of misbruikt zijn. Het kost heel wat innerlijke strijd om zover te komen, maar het is wel van levensbelang!