8.2.6. Geven
"Eer de Heer met het beste van de oogst, geef hem van je
rijkdom." (Spreuken 3:9, GNB1996)
Het delen van wat je hebt met anderen is geen verplichting, maar
iets wat je doet uit liefde voor God en de medemensen. Geef God niet de restjes
van je rijkdom, maar het beste dat je hebt. Bij geven kun je denken aan het
delen van je geestelijke rijkdom én het delen van materiële dingen en geld.
God is ruimhartig
God heeft ervoor gekozen vooral een ruimhartige, gevende God te zijn en daar
heeft Hij ongetwijfeld veel plezier in. Dit sluit aan bij de woorden van Jezus:
"... Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.' (Handelingen
20:35, NBV2004)
God weet uit ervaring dat geven gelukkig maakt en daarom is God een gelukkige
God, die niets liever wil dan zijn geluk met zijn schepselen delen. God gaat
daarin zover dat Hij wedergeboren gelovigen heeft benoemd tot mede-erfgenamen
met Jezus.
"De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.
En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God.
Samen met Christus zijn wij erfgenamen: wij moeten delen in zijn lijden om met
hem te kunnen delen in Gods luister." (Romeinen 8:16-17, NBV2004)
Let goed op wat in dit Bijbelgedeelte staat: we hebben als erfgenamen van God
geen toezegging van een klein gedeelte van Gods totale bezit voor iedere
gelovige. Elke gelovige heeft een toezegging van de totale erfenis, samen met
Jezus en alle andere gelovigen. Het is zoals de vaderfiguur in de
gelijkenis van
de verloren zoon zei tegen zijn oudste zoon: "alles wat van mij is, is van jou."
(Lucas 15:31) Zo werkt de goedgeefsheid van God. En het is Gods verlangen dat
ook jij als Gods kind beseft welke innerlijke rijkdom je hebt om uit te delen.
In het laatste deel van het aangehaalde Bijbelgedeelte uit Romeinen 8 staat iets over
lijden. Gods ruimhartigheid heeft Hem ook 'iets' gekost: het leven van zijn Zoon
toen Hij stierf aan het kruis. Als je een gevende gelovige wil zijn, mag het dan
ook iets van jezelf kosten?
"Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft
gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn
armoede rijk zou worden." (2 Korintiërs 8:9, NBV2004)
Zie ook onderwerp 'God
is ruimhartig' in hoofdstuk 'Gods
vriendelijkheid'.
Materiële gaven met anderen delen
De Bijbel spoort ons aan om ook onze materiële gaven te delen met anderen, die het
harder nodig hebben dan wijzelf:
"Vergeet ook nooit elkaar goed te doen en elkaar te helpen,
want dat zijn de offers die God welgevallig zijn." (Hebreeën 13:16, WV2012)
Dit Bijbelgedeelte heeft betrekking op de onderlinge saamhorigheid binnen
de kerkelijke gemeente. De Bijbel spreekt hier over
offers, die worden vergeleken met brandoffers uit liefdevolle toewijding
die we kennen uit het Oude Testament:
"... ze zijn een geurig en aangenaam offer,
dat God behaagt." (Filippenzen 4:18, NBV2004)
Een offer is toch wel meer dan iets in een collecte doen of een
bankoverschrijving maken. Het is iets wat je voor een ander over hebt, terwijl
het je heel nadrukkelijk iets kost. Dit wordt geïllustreerd in het verhaal van
het varken en de kip, die besloten om samen te ontbijten. "Wat zullen we
gaan eten?", vroeg het varken. "Wel", zei de kip, "Wat dacht
je van ham en eieren? Dat is lekker gemakkelijk, want we hebben alles bij ons:
jij de ham en ik de eieren." "Leuk bedacht," antwoordde het varken
bedachtzaam, "dat is voor jou misschien een collecte, maar voor mij is het
een offer!"
Geven vanuit het hart
De Bijbel zegt ons dat God
liefheeft wie vanuit de liefde van zijn hart iets over heeft voor anderen.
God wil namelijk dat we van harte offers brengen, niet opgelegd of uit een gevoel van verplichting:
"En ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen,
niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft de blijmoedige gever lief." (2
Korintiërs 9:7, NBG1951)
Ik heb wel eens christelijke
ontmoetingsdagen meegemaakt waarbij de collectes heel uitvoerig werden aangekondigd,
compleet met een gebed of God de
harten maar wil voorbewerken. Dit ruikt me te veel naar manipulatie en ordinaire
geldklopperij, hoe goed bedoeld ook omdat het 'voor het werk van de
Heer' is. Geven is geen verplichting, maar een vrijwillige bijdrage,
een zaak tussen God en jou. En dat moeten we zo laten.
In het Oude Testament waren er wel mensen die slordig omgingen met hun offergaven:
in plaats van God het beste te geven, offerden ze Hem
tweedekeus dieren die allerlei gebreken. hadden
"... Jullie brengen mij gestolen dieren, en kreupele en
zieke dieren - zegt de HEER -, dat is wat jullie mij als offergave aanbieden,
en ik moet dat aanvaarden?" (Maleachi 1:13, NBV2004)
Geven vanuit de liefdevolle toewijding van het hart houdt in dat we het beste
geven aan de Heer en als liefdegaven voor anderen, geen afdankertjes.
Er is een tijd geweest dat de meeste gelovigen vonden dat zendelingen
gewend waren aan een sober leven
en dus niet zulke goede spullen nodig hadden. Vaak kregen ze afgedragen kleding
of andere afgedankte spullen toegestuurd, want 'dat kunnen ze daar vast nog wel
gebruiken'. Gelukkig zijn de tijden veranderd, maar het is nog steeds belangrijk
om alleen goede dingen weg te geven binnen het kader van Gods koninkrijk.
Tienden geven
In het Oude Testament wordt gesproken over het geven van tienden
voor het onderhouden van de tempeldienst en om de salarissen van de priesters te
kunnen betalen. In onze tijd kun je geld geven voor het werk in je plaatselijke
kerkelijke gemeente en voor ander werk in dienst van Gods koninkrijk zoals
zending, hulp voor vervolgde christenen en andere noodhulp. Veel gelovigen hebben
als gewoonte om 10% van hun
inkomsten daarvoor beschikbaar te stellen. Zij hebben de uitdaging van
Maleachi 3:10 aangenomen en zijn gelukkige, blijmoedige gevers geworden:
"Stel mij maar eens op de proef - zegt de HEER
van de hemelse machten. Breng alle tienden naar mijn voorraadkamer, zodat er
voedsel in mijn tempel is, en zie dan of ik niet de sluizen van de hemel voor
jullie open en zegen in overvloed op jullie land laat neerdalen." (Maleachi 3:10,
NBV2004)
Jaren geleden, toen ik na heel wat aarzeling voor het eerst mijn tienden aan
God beloofde, gebeurde er iets spectaculairs: binnen ongeveer drie dagen had ik
het hele jaarbedrag aan tienden teruggekregen in de vorm van drie onverwachte
toezeggingen. Ik was helemaal perplex en tegelijk ook heel stil vanwege Gods
goedheid. Natuurlijk beloof ik niet dat het bij iedereen zo zal gaan, maar ik
ben er van overtuigd dat God meer aan ons teruggeeft dan wat wij voor Hem
opofferen.
Er niet over opscheppen
Jezus zag dat sommige Joden een openbare
vertoning maakten van het geven van aalmoezen.
"Dus wanneer je aalmoezen geeft, bazuin dat dan niet rond,
zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen
te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als je
aalmoezen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Zo
blijft je aalmoes in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene
ziet, zal je ervoor belonen." (Matteüs 6:2-4, NBV2004)
Dat uitbazuinen werd heel letterlijk gedaan om de bedelaars naar hen toe te
halen zodat iedereen hen zou prijzen. Ze hadden geen warm hart voor de
bedelaars, maar waren uit op de bewondering van mensen. En dat was het enige
loon dat ze kregen voor hun aalmoezen. Daarom behoren christengelovigen heel
terughoudend te zijn als ze aan anderen vertellen hoeveel geld ze uitgeven aan
giften en kerkelijke bijdragen.
Van geven word je rijker
"Gulle en goedgeefse mensen krijgen toch steeds meer, maar wie
gierig is, wordt steeds armer." (Spreuken 11:24, HB2008)
Jezus bevestigde dit principe ook toen Hij zei:
"Geef, dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte,
goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die
je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt." (Lucas 6:38, NBV2004)
Let eens op de volgende woorden van Paulus, toen hij een collecte
aankondigde:
"Niet dat het mij om uw giften te doen is; het is mij
erom te doen dat het tegoed op uw rekening toeneemt."
(Filippenzen 4:17, WV2012)
Zo kijkt God ook naar de offers die je brengt ter ere van Hem: je
tijd, je geld, je toewijding, of wat ook. God vraagt geen offers om je arm te
maken, maar juist om je rijk te maken. Heb je dat
geheim al in werking gezien in je leven?
Het aardige
van een offer is dat, hoe meer je het uit liefde doet, des te minder je het
ervaart als een offer. De voldoening van het geven is dan gauw groter dan het
gemis van wat je hebt afgestaan. De Bijbel spreekt over compensatie van wat we
aan God of voor Gods koninkrijk opgeven. Lees ook 2 Korintiërs 9:6-9
in verband met dit onderwerp. Jezus zegt het zo:
"... iedereen die huis of vrouw, broers of zusters,
ouders of kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God,
zal reeds in deze tijd het veelvoudige ontvangen en in de tijd die komt het
eeuwige leven." (Lucas 18:29-30, NBV2004)
Het gaat niet alleen om geld
Bij 'geven' denken we meestal aan het geven van geld of goederen aan mensen
of instellingen die iets goeds doen met je geld. Maar je kunt ook tijd en
aandacht geven aan mensen. Je kunt ook je tijd en je talenten en bekwaamheden
aan God geven om je in te zetten voor zendingwerk of andere taken in zijn
koninkrijk. Wellicht is dat nog wel veel waardevoller. Je kunt ook allebei doen
natuurlijk.
Kortom, iedere gelovige, arm of rijk, heeft iets waarmee hij een gevende
gelovige kan worden, die iets laat zien van de goedheid van zijn Schepper!
Volgend onderwerp:
8.2.7. Oudtestamentische offers