9.2.4. Wie ben je in de hemel?
Nu al in de hemel leven
Op aarde zijn we voornamelijk gericht op de materiële wereld.
Gelovigen op aarde leven vanaf het moment van hun wedergeboorte ook al
in de geestelijke wereld, maar nog
lang niet zo bewust.
In al onze geestelijke ervaringen beleven we iets van de geestelijke
wereld! Paulus
spreekt terecht over onze geestelijke positie die we tijdens het aardse leven al
innemen:
"Hij heeft ons samen met hem (=Jezus) uit de dood opgewekt
en ons een plaats gegeven in de hemelsferen, in Christus Jezus."
(Efeziërs 2:6, NBV2004).
Voortzetting van het aardse leven
Het leven in de hemel zal een
natuurlijke voortzetting zijn van je leven op aarde. Je zult er oogsten wat je
gezaaid hebt.
"... wat een mens zaait, zal hij ook
oogsten." (Galaten 6:7, NBV2004)
Paulus legt dit als volgt uit:
"... Als u iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het
tot leven kan komen." (1 Korintiërs 15:36, NBV2004)
Je aardse leven is in figuurlijke zin een zaadje. Dat
aardse zaadje moet eerst
sterven om vervolgens de uiteindelijke (geestelijke) plant voort te brengen.
Je persoonlijkheid wordt in het hiernamaals niet vervangen, maar juist
verder ontplooid. Hoe meer je tijdens je leven op aarde gegroeid bent tot
geestelijke volwassenheid, hoe krachtiger je start zal zijn in het hiernamaals.
Je gaat dan verder met wat God op aarde in je leven heeft opgebouwd.
"In de hemel zullen we zijn wat
God op aarde van ons heeft kunnen maken."
(Henk Binnendijk)
We bouwen in de hemel verder op wat we op aarde hebben geleerd. Iedere
gelovige zal in de hemel een verschillend startpunt hebben en zich in de hemel
ook weer verschillend ontwikkelen. Soendar Singh schreef:
"In de geestelijke wereld bepaalt de
geestelijke vooruitgang van ieder
persoonlijk de mate, waarin hij in staat is God te ervaren en te kennen. En ook
Christus openbaart zijn glorierijk aanschijn aan ieder in overeenstemming met
zijn geestelijk licht en vermogen."
Geestelijke verschijningsvorm
Als mensen zijn we in principe
geschapen om zowel in de materiële wereld te
leven (met ons lichaam)
EN in de geestelijke wereld (met
onze
geest). Daarin
onderscheiden we ons bijvoorbeeld van de engelen (alleen geestelijk) en de
dieren (alleen lichamelijk). In de loop der tijd doorlopen we de volgende
stadia:
- tijdens ons leven op aarde: alleen in het lichaam
- in de hemel, in afwachting van de
opstanding: alleen
in de geest
- na de opstanding: in een
nieuw lichaam EN in
de geest (zoals Jezus, na
zijn opstanding)
Na het sterven van het lichaam zullen alle mensen een geestelijke
verschijningsvorm krijgen: een geestelijk lichaam dat waarneembaar is voor
anderen. Ik geloof niet dat we in de hemel als zwevende, onpersoonlijke
wolkjes zullen leven. Ons
nieuwe, geestelijke lichaam zal een waardig omhulsel van onze persoonlijkheid zijn, vol
van vitaliteit en levenskracht. Het is
voor ons aardbewoners moeilijk om ons daar een goede voorstelling van te maken. Het
zal, veel meer dan hier op aarde, een manifestatie zijn van ons innerlijk. Op
aarde kom je beeldschone mensen tegen met een trots, hard karakter. Daarnaast
ook mensen, die beslist moeders mooiste niet zijn, maar die een hart van goud
hebben.
In het hiernamaals worden de bordjes verhangen. Wat op aarde je innerlijk is,
zal in de geestelijke wereld je uiterlijk zijn, zodat anderen kunnen zien wie je
innerlijk bent en wat je in je leven op aarde hebt gedaan en
meegemaakt.
Geestelijke zintuigen
De apostel heeft het volgende geschreven over het leven in het hiernamaals:
"Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan
we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig
kennen, zoals ik zelf gekend ben." (1 Korintiërs 13:12, NBV2004)
Om de beeldspraak in deze tekst goed te begrijpen is het goed te weten dat
er in de tijd van Paulus geen spiegels waren zoals wij die kennen. De spiegels waren
meestal van metaal en je kunt wel nagaan dat je daar geen duidelijk beeld mee
kon zien.
In de hemel zullen we alles in de geestelijke
wereld kunnen waarnemen, meer dan wat we tijdens ons aardse leven met onze
intuïtie kunnen waarnemen. Van de
cherubs (de hemelwezens uit
Openbaring 4) vertelt de Bijbel dat ze aan de binnenkant en aan de buitenkant vol
zijn met ogen, ofwel geestelijke zintuigen.
"Ze hadden elk zes vleugels en waren overdekt met ogen,
zowel van binnen als van buiten ..." (Openbaring 4:8, GNB1996)
Deze cherubs zijn dichter bij God dan
ieder ander hemelwezen en hebben kennelijk een buitengewoon vermogen om Gods
grootheid waar te nemen. Ik verwacht dat wij ook iets van dat
bijzondere hemelse waarnemingsvermogen zullen hebben.
Nieuwe naam
Over het unieke van onze toekomstige positie in de hemel (en daarna) liet
Jezus de apostel Johannes het volgende opschrijven:
"... Wie overwint zal ik van het verborgen manna geven, en
ook een wit steentje waarop een nieuwe naam staat die niemand kent, behalve
degene die het ontvangt." (Openbaring 2:17, NBV2004)
Het witte steentje is een beeldspraak die uit de klassieke Griekse rechtspraak
afkomstig is, waarbij veroordeelden een zwart steentje kregen en vrijgesproken
mensen een wit steentje. Die nieuwe naam zal vast te maken hebben met je unieke,
vernieuwde identiteit, de unieke plaats die je in de hemel zal innemen
en vooral hoe Jezus zelf over je denkt. Het is iets heel
speciaals tussen Jezus en jou, zoals goede vrienden of echtgenoten
soms één of meer aparte namen hebben voor elkaar, die zij alleen maar tegenover
elkaar gebruiken.
Unieke plek in de hemel
"Wij weten dat wanneer onze aardse tent, het lichaam
waarin wij wonen, wordt afgebroken, we van God een woning krijgen: een eeuwige,
niet door mensenhanden gemaakte woning in de hemel." (2 Korintiërs 5:1,
NBV2004)
Jezus heeft het volgende gezegd over onze toekomstige woonplek in de hemel:
"In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen ..." (Johannes
14:2, HSV2010)
We moeten dus niet denken aan een kamer in een groot appartementengebouw of aan een
eenpersoonshuisje, maar aan de
eigen plaats of positie die iedere individuele persoon in de hemel zal gaan innemen.
Het kan ook zijn dat er voor iedereen een bepaalde woonplek zal zijn in de
hemel, waar je desgewenst ook even alleen kan zijn.
Zoals elk kind in het gezin een bepaalde plaats inneemt, zo zullen we later
een plaats innemen die geheel bij ons past: én in de samenleving van de hemel én in het
hemelse woongebied.
Mannen en vrouwen in de hemel
In Matteüs 22:30, waar Jezus een vraag beantwoordt over man/vrouw relaties in
de hemel, lezen we dat we daar zoals de engelen zullen zijn, en
dat huwelijk en seksualiteit in de hemel niet meer zullen bestaan. Het aardse
huwelijk is een afbeelding van de meest intieme gemeenschapsvorm in de hemel: die
tussen
Jezus en de mensen die Hem liefhebben.
Betekent dat dan dat we daar als geslachtsloze wezens zullen rondlopen? Ik
geloof het niet.
Het mannelijke of vrouwelijke in ons is een belangrijk aspect
van de unieke manier waarop God ons heeft ontworpen. Het is een wezenlijk deel
van onze persoonlijkheid en er is geen enkele reden om aan te nemen dat God zo
iets belangrijks zal vernietigen. Ik geloof dat in de hemel mannen volledig man
zullen zijn en vrouwen volledig vrouw, zoals God het bedoeld heeft.
Mannen zijn door God
geschapen om
vooral zijn heiligheid uit te beelden: Gods
kracht en
wijsheid.
Vrouwen zijn
geschapen om vooral Gods liefde te tonen: Gods
vriendelijkheid en
zorgzaamheid. Mannen en vrouwen hebben zo elk een extra
accent in hun persoonlijkheid, dat hun mannelijkheid of vrouwelijkheid laat
zien. Wat ligt meer voor de hand dan er vanuit te
gaan dat deze geschapen verschillen in de hemel worden vervolmaakt?
Zie ook
onderwerp 'Relaties in de hemel' verder
in dit hoofdstuk.
Volgend onderwerp: 9.2.5. Leven in de hemel