9.1.1. Leven na de dood
Wereldwijd besef van hiernamaals
In praktisch alle godsdiensten en religies komen we de overtuiging tegen dat
er een bewust leven na de dood is. Daarbij wordt altijd gedacht aan een
voortleven in de geest, nadat het lichaam gestorven is. In diverse beschavingen
leeft of leefde de gedachte dat de geest een reis moet ondernemen of een rivier
moet oversteken op weg naar de eindbestemming. Ook is er in praktisch alle
beschavingen het besef:
- dat aan het einde van het leven de balans wordt opgemaakt van je daden
- dat je toekomst in het hiernamaals wordt bepaald door de manier waarop je
op aarde geleefd hebt
Op zijn simpelst gezegd: goede mensen worden beloond en slechte mensen worden
gestraft. De Bijbel is het hier volledig mee eens.
Oudtestamentische opvattingen over leven na de dood
Bij de Joden is van oudsher de gedachte bekend dat men na de dood met zijn
voorgeslacht wordt verenigd. Een voorbeeld uit het Oude Testament:
"Toen gaf Jakob zijn zonen de volgende opdracht: 'Als ik straks
met mijn voorouders verenigd word, begraaf me dan bij hen in de grot op het land
van de Hethiet Efron' '' (Genesis 49:29, NBV2004)
De Joden waren ervan overtuigd dat het leven
een geschenk van God is en nooit zal ophouden te bestaan. Jezus citeerde eens wat God
tegen Mozes zei bij zijn roeping als leider van het volk Israël:
"Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van
Jakob. Hij is niet een God van doden, maar van levenden ..." (Matteüs 22:32-33,
NBG1951)
Uit die woorden van God kan worden
geconcludeerd dat er leven is na de dood. Omdat God zich
voor eeuwig heeft
verbonden met zijn volk Israël, leefde bij hen de verwachting dat die
verbondenheid in het hiernamaals zal doorgaan. Dat is een positieve verwachting,
in tegenstelling tot de opvattingen bij heidense volken, waar de angst voor het
hiernamaals overheerst.
In het Oude Testament wordt op veel plaatsen gesproken over het dodenrijk, de
plaats in de geestelijke wereld waar alle mensen na hun sterven heen gaan. Ook
de term 'graf' of 'groeve' wordt voor hetzelfde begrip gebruikt in het Oude
Testament. De meeste teksten over dat onderwerp zijn nogal somber getint, denk
maar aan wat Job eens over de dood zei:
"voor ik vertrek, voorgoed, naar het land van diepe donkerte,
het land van het donkerste duister, van de diepzwarte chaos, van het nachtzwarte
licht." (Job 10:21-22, NBV2004)
Er wordt in het Oude Testament nooit rechtstreeks iets gezegd over het gaan
naar de hemel. Het begrip hemel werd destijds voornamelijk gebruikt om de
woonplaats van God en de engelen aan te duiden. David schreef dat hij meer
toekomstperspectief had dan de goddelozen, die alleen het aardse leven hebben:
"bevrijd mij met Uw hand van de mannen,
HEERE, van de mannen van de wereld, die hun deel
hebben in dit leven ... Ik echter zal in gerechtigheid Uw aangezicht
aanschouwen; ik zal, wanneer ik ontwaak, verzadigd worden met Uw beeld." (Psalm
17:14-15, HSV2010)
"Maar mij zal God vrijkopen uit de macht, van het dodenrijk,
mij zal hij wegnemen." (Psalm 49:16, NBV2004)
David verwachtte dat hij, bij zijn sterven en ontwaken in de geestelijke
wereld, in Gods nabijheid zou zijn:
"U zult mij leiden door Uw raad, daarna zult U mij in
heerlijkheid opnemen." (Psalm 73:24, HSV2010)
De profeten Jesaja en Daniël hebben geprofeteerd van een
opstanding van gestorvenen.
"Jullie doden zullen herleven, de lijken opstaan. Ontwaak,
jullie daar in het stof, en jubel ... "
(Jesaja 26:19, NBV2004)
"Velen van hen die slapen in de aarde, in het stof, zullen
ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht
en verafschuwd." (Daniël 12:2, NBV2004)
"Maar jij (=Daniël), ga het einde tegemoet. Je zult te ruste
gaan en aan het einde van de dagen opstaan om je bestemming te bereiken."
(Daniël 12:13, NBV2004)
In Joodse kringen werd de uitdrukking 'in Abrahams
schoot' gebruikt voor de plaats waar Joden na hun sterven heengaan en Jezus
noemde die ook in Lucas 16:22 (HSV vertaling). Jezus gebruikte in Lucas 23:43 de term
'paradijs' voor wat wij de hemel zouden noemen. Verder is bekend dat de
farizeeën in Jezus' tijd geloofden in een opstanding, terwijl de Sadduceeën dat
afwezen (Handelingen 23:8; Lucas 20:27).
Samenvattend kunnen we zeggen dat de oudtestamentische gelovigen sterk op het hier en
nu gericht waren. Ze besteedden niet zo veel aandacht aan het leven na hun
sterven. Wel verwachtten ze voor de toekomst een opstanding van het lichaam en
een eeuwig leven bij God. Het Nieuwe Testament geeft veel meer informatie over
het hiernamaals dan het Oude Testament. In de volgende onderwerpen en
hoofdstukken zullen we hier uitvoerig op ingaan.
De natuur laat het principe van leven na de dood zien
Dit principe wordt in de natuur afgebeeld door de ontwikkelingscyclus van de
vlinder. Die begint zijn leven als een larve. Daarna kapselt de larve zichzelf
in als 'pop' en dan is het net of zijn leven ophoudt. Maar dan komt hij uit zijn
cocon tevoorschijn en ontpopt hij zich als een vlinder. Het is dan alsof het
dier een compleet ander leven krijgt met meer mogelijkheden dan daarvoor.
Daarvoor kon hij als rups alleen maar kruipen, nu kan hij vliegen, waardoor zijn
leven oneindig veel groter en interessanter is geworden.
Een ander voorbeeld is de graankorrel, waar Jezus ook een
gelijkenis over vertelde. Pas als
de graankorrel in de grond wordt 'begraven' en ogenschijnlijk afsterft, groeit
de graankorrel uit tot een graanhalm, die in staat is tientallen graankorrels
voort te brengen. Ook dat is een voorbeeld van een hogere vorm van leven na de
dood.
Jezus sprak veel over leven na de dood
In zijn onderwijs zei Jezus op allerlei manieren dat het aardse leven niet
meer is dan een korte voorbereiding op een eeuwig bestaan in het hiernamaals.
Jezus sprak vooral in zijn gelijkenissen
over het hiernamaals. Jezus sprak over de hemel en de
hel, loon in de hemel, over de
voorwaarden om naar de hemel te mogen gaan en nog veel meer.
In de volgende onderwerpen en hoofdstukken zullen allerlei aspecten van het
leven in het hiernamaals uitgebreid worden besproken.
Spreken met de doden
Er zijn mensen die proberen door occulte ervaringen er achter te komen wat er
aan de overzijde van het leven te vinden is. Dat doen ze bijvoorbeeld door
contact te zoeken met geesten van gestorvenen. Omdat dit uitdrukkelijk door God
is verboden, mogen we aannemen dat de satan met deze vorm van communicatie is
verbonden. Dat is bepaald geen garantie voor een betrouwbare berichtgeving. De
satan wordt niet voor niets de 'vader van de leugen' genoemd ofwel de
aartsleugenaar. Wat spiritisten zeggen te ervaren als contacten met gestorvenen,
is naar alle waarschijnlijkheid contact met demonische geesten. Deze kunnen
gestorven mensen imiteren en daarbij naar eigen believen allerlei boodschappen
doorgeven naar de mensen. Nee, op die manier krijgen we geen goed beeld van wat
er aan de overzijde plaatsvindt.
In het Oude Testament lezen we over een ander soort geestverschijning. Koning
Saul probeerde via een waarzegster in contact te komen met de intussen
overleden profeet Samuel. De koning wilde dat hij een voorspelling deed over de
afloop van een veldslag met de Filistijnen. Hij wist heel goed dat zoiets in
Gods levenswet streng verboden was.
"Er mag bij u geen plaats zijn voor ... hen die geesten
raadplegen of doden oproepen. Want de HEER
verafschuwt mensen die zulke dingen doen ..." (Deuteronomium 18:10-12, NBV2004)
Toen Samuel verscheen, schrok de waarzegster zich lam (1 Samuel 28:12). Ze
had deze keer geen contact met de waarzeggende (demonische) geesten, zoals ze
bij andere gelegenheden gewend was. Hier vond een ECHTE
verschijning van een gestorvene plaats. De echtheid van deze verschijning werd
bevestigd doordat de voorspelling van Samuel ook waar bleek te zijn: Saul en
zijn zonen sneuvelden bij de veldslag.
Volgend onderwerp: 9.1.2. Naderend levenseinde