9.1.5. Tussenwereld
Bestemmingen in de geestelijke wereld
In het Oude Testament wordt gesproken over het
dodenrijk als plaats van
bestemming voor ALLE mensen die hun leven op aarde beëindigd hebben, zowel voor
goede als slechte mensen. In Herschepping kom je dat woord ook met deze
betekenis tegen.
In het Nieuwe Testament wordt een vergelijkbaar begrip
gehanteerd, namelijk het Griekse woord 'hades' (ook bekend uit de Griekse
mythologie). Daarmee wordt dan de tijdelijke verblijfplaats van slechte mensen
aangeduid, zoals bijvoorbeeld in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus:
"... En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de
pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot." (Lucas 16:23,
NBG1951)
De uitdrukking 'schoot van Abraham' was in de tijd van Jezus een uitdrukking
voor de bestemming in het hiernamaals voor de goede mensen. Dat noemen we als
nieuwtestamentische gelovigen de hemel.
Twee gebieden in de geestelijke wereld
God zelf troont in 'de hoogste hemelen', de meest verheven plaats van de
geestelijke wereld.
"Eer zij aan God in de hoogste hemelen ..." (Lucas 2:14, HSV2010).
De satan heeft zijn troon in de 'diepste
duisternis' (Judas 1:13), de meest vervloekte en duistere plaats van de geestelijke wereld.
Bij de begrippen hoog en laag moeten we niet denken aan
plaatsaanduidingen, maar aan morele begrippen: hoe hoger, des te heiliger,
eervoller en zuiverder. Hoe dieper, des te verderfelijker en meer moreel
verdorven.
In de
hemel is het licht en in de
hel van het dodenrijk
is het donker. God is licht en in de geestelijke wereld komt al het licht van
God.
"... God is licht. Er is helemaal geen duisternis in hem." (1
Johannes 1:5, BGT2012)
De hemel is de plaats van heiligheid, harmonie, liefde, reinheid en
vreugde. Binnen de hemel mogen we verschillende gradaties of niveaus van Gods
heerlijkheid verwachten.
De hel in het dodenrijk is de plaats van duisternis, onreinheid, eenzaamheid
en wroeging. Het lijkt me vanzelfsprekend dat ook daar verschillende gradaties
van duisternis voorkomen. Dit wordt ook wel de 'put' of 'de put van de afgrond' genoemd (Openbaring 9:1-2).
Dat is een andere benaming van de genoemde 'diepste duisternis'.

Tussen twee werelden
In het algemeen spraakgebruik bestaan er eigenlijk maar twee stadia: je leeft
of je bent gestorven. In de medische wereld wordt verder nog onderscheid gemaakt
tussen klinisch dood (geen spontane bloedsomloop, ademhaling en bewustzijn) en
hersendood (de hersenen functioneren niet meer). Toch zijn er gebieden in de
wereld waar men er iets genuanceerder over denkt. Zo heb ik videobeelden gezien
van een Amerikaanse Bijbelvertaalster, Vida Chenowitz, die werkzaam was in een
afgelegen stam in Papoea Nieuw-Guinea. Daarop kon je zien dat er een vrouw werd
begraven terwijl ze zich nog bewoog, tot diep afgrijzen van de
Bijbelvertaalster. De mensen vertelden haar dat haar geest het lichaam al had
verlaten, terwijl het lichaam zeer snel zou afsterven. Voor deze mensen was de
vrouw al overleden en kon ze daarom begraven worden. Zo was men dat gewend. Of
deze animistische mensen gelijk hadden met hun bewering wil ik niet bevestigen
of ontkennen, maar het zet je wel aan het denken.
Op grond van de Bijbel en van wat veel mensen hebben meegemaakt in
bijna-dood ervaringen kunnen we tot de volgende conclusies komen. Bij het
overlijden gaan mensen waarschijnlijk niet direct naar hun bestemming in de
geestelijke wereld, maar komen ze eerst in een tussenwereld. Dat is een soort
voorportaal, van waaruit men naar de wereld van het licht of naar de wereld van
de duisternis kan gaan. In die tussenwereld is al iets te zien van de hemel of
de hel. Waarschijnlijk is zo'n tussenstadium nodig omdat anders het verschil tussen beide
levenssferen te groot zou zijn om ineens te kunnen verwerken.
Terug naar de aarde vanuit de tussenwereld?
Het is mogelijk dat een mens, die in de tussenwereld verkeert, bij wijze van
uitzondering terug kan keren tot het leven op aarde. Voorbeelden daarvan zien we
in de Bijbel, zoals de dochter van Jaïrus, waarvan Jezus zei dat ze niet
gestorven was, maar dat ze sliep :
"Alle aanwezigen waren aan het weeklagen en sloegen zich van
verdriet op de borst. Hij (=Jezus) zei: 'Houd op met klagen, want ze is niet
gestorven maar slaapt.' Ze lachten hem uit, omdat ze wisten dat ze gestorven
was." (Lucas 8:52-53, NBV2004)
Dat woord 'slapen' was geen verzachtende uitdrukking voor de dood, zoals wij
het woord 'ontslapen' kennen. Op het moment dat Jezus aankwam in het huis van
Jaïrus was zijn dochter kennelijk nog in de tussenwereld, waarvan je
bij uitzondering kunt
terugkeren naar het aardse leven. Dat wist Jezus natuurlijk. Ik denk niet dat Jezus iemand, die al
in de
echte hemelse sfeer heeft geleefd, zou hebben teruggeroepen. Die overgang naar
de aarde zou dan een ondraaglijke teleurstelling zijn. Bij de dochter van Jaïrus keerde haar geest
terug vanuit de tussenwereld, zodat ze vervolgens weer in de aardse sfeer verder
kon
leven:
"En haar geest keerde terug en zij stond dadelijk op ..." (Lucas
8:55, NBG1951)
Over het sterven van Lazarus sprak Jezus met soortgelijke woorden:
"... daarna zei Hij tot hen: Onze vriend Lazarus slaapt, maar
Ik ga heen om hem uit de slaap te wekken. De discipelen dan zeiden tot Hem:
Heer, als hij slaapt zal hij gezond worden. Maar Jezus had over zijn dood
gesproken, maar zij meenden dat Hij over de rust van de slaap sprak. Toen zei
Jezus vrijuit tot hen: Lazarus is gestorven." (Johannes 11:11-14, TELOS1982)
In het Oude Testament lezen we dat de profeet Elia bad voor de zoon van zijn
hospita die was gestorven. Ook zijn ziel werd vanuit de tussenwereld naar de
aarde teruggeroepen:
"En hij strekte zich driemaal over het kind uit en riep de
HEERE aan, en zei: HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem
terugkeren. De HEERE luisterde naar de stem van Elia en de ziel van het kind
keerde in hem terug, en het werd weer levend." (1 Koningen 17:21-22, HSV2010)
Terugkeer uit de tussenwereld
In bijzondere gevallen laat God ook in deze tijd mensen toe om vanuit de
tussenwereld terug te keren naar het aardse leven. Twee van zulke voorvallen wil
ik noemen, die ik persoonlijk gehoord heb van mensen die er zelf bij betrokken
waren.
Ik denk dan aan Jan Pit, die als zendeling in Laos heeft gewerkt.
Zijn getuigenis is meerdere malen uitgezonden in een Tv-programma. Hij kreeg een
dodelijke vorm van malaria en was eraan gestorven. Een vriend, die op dat moment naast zijn bed zat,
bad vurig of God hem in leven wilde houden. Later vertelde Jan hoe hij in
een donkere tussenwereld terechtkwam, van waaruit hij verderop een wonderlijk licht zag
dat van de hemel afkomstig was. Toen hoorde hij een stem die zei dat hij terug
moest gaan naar de aarde omdat daar nog een taak voor hem lag. De arts die hem
later onderzocht was stomverbaasd en zei dat dit 'godsonmogelijk' was. Bij God
is veel meer mogelijk dan in de medische wereld.
Het tweede voorbeeld komt van Des Oatridge, Bijbelvertaler bij Wycliffe in
Papoea Nieuw Guinea. Hij vertelde over een gelovig meisje uit de Binumarien
stam, dat was gestorven na een ziekte. God liet haar al iets van de hemelse
schoonheid zien, maar ze hoorde toen een stem die zei dat ze aan anderen moest
vertellen wat ze had gezien. Ze mocht terugkeren naar de aarde en door haar
getuigenis hebben diverse van haar stamgenoten hun leven aan de Heer gegeven.
Deze voorvallen sluiten aan bij de bijna-dood ervaringen, waarover in een
vorig onderwerp is geschreven.
Volgend onderwerp: 9.1.6. Op weg naar hemel of hel