9.1.12. Hel in het dodenrijk
De hel in het dodenrijk is de afdeling van de geestelijke wereld, een
tijdelijke strafplaats waar mensen na hun dood terechtkomen als ze niet in de
hemel thuis horen naar Gods rechtvaardige oordeel.
"Hij (=God) straft vooral diegenen die zich, door onreine
verlangens gedreven, overgeven aan schaamteloze losbandigheid en het gezag van
de Heer verachten... " (2 Petrus 2:10, NBV2004)
Duisternis
"De verworpenen zijn mensen tot wie God na veel geduld zegt: uw wil geschiede. Het is hun eigen wil om buiten het heil te blijven.
God zal ze niet tegen hun wil zijn rijk intrekken. Ze zouden zich daar niet
thuis voelen." (Okke Jager)
Soendar Singh, een Indiase Godsman uit de vorige eeuw, heeft verschillende
keren in het hiernamaals mogen rondkijken en heeft daar van gestorven mensen
en engelen allerlei uitleg ontvangen. Hij beschrijft de hel in het dodenrijk
als een
gebied in de geestelijke wereld dat gehuld
is in diepe duisternis en verlatenheid, een plaats van wroeging, waar demonen
de hoofdbewoners zijn. Mensen, die op aarde bewust voor de zonde gekozen hebben,
voelen zich niet
thuis in het hemelse licht. Dat licht is eerder een kwelling dan een verkwikking
voor hen. Dat komt doordat hun zonden (die niet vergeven zijn) daar
zo pijnlijk zichtbaar worden. Daarom gaan ze als vanzelf naar
de duistere afdeling van het dodenrijk waar hun
zonden niet zo opvallen.
"... gekweld door het
zich overal openbarende licht van de heerlijkheid, trachten zij zich zelf in
plaatsen te verbergen, waar hun onreine en zondige naturen niet zichtbaar zijn.
In hun poging om zich voor dat licht te verbergen,
ijlen deze 'kinderen van de duisternis' omlaag en werpen zich hals
over kop in de duisternis." (Soendar Singh)
Kwelling
In de Bijbel komen we een gedeelte tegen met enkele details over
de strafplaats in het dodenrijk. Dat is het verhaal dat Jezus vertelde
over de rijke man en de arme Lazarus (Lucas 16:19-31). Veel Bijbeluitleggers
beschouwen het als een gelijkenis,
maar lang niet iedereen is daarvan overtuigd is. Het doel van deze vertelling
was om te illustreren dat hardnekkige zondaars in het hiernamaals gestraft
worden om hun zondeschuld te vereffenen.
"... En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder
de pijnigingen ... En hij riep ... ik lijd pijn in deze vlam."
(Lucas 16:23-24, NBG1951)
Opmerkelijk in dit verhaal is dat de rijke man, die tijdens zijn leven
op aarde alleen aan zichzelf dacht, ineens ook aan anderen ging denken:
"Toen zei de rijke man: 'Dan smeek ik u, vader,
dat u hem (=Lazarus, de voormalige bedelaar) naar het huis van
mijn vader stuurt, want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen,
zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen
terechtkomen." (Lucas 16:27-28, NBV2004)
Hieruit kan voorzichtig worden opgemaakt dat deze strafplaats hem wel tot
enig nadenken heeft gestemd. Of dat de rijke man uiteindelijk tot inkeer
zou kunnen leiden heeft Jezus niet verteld.
Vuur
In de Bijbel wordt de hel vaak beschreven als een brandend vuur.
Dit staat symbool voor het effect van Gods brandende toorn over ongerechtigheid
en ook voor loutering of vernietiging. Soendar Singh beschrijft de hel als een
voelbaar vuur, als een soort vuur, dat je innerlijk verteert.
"Waar de zondige ziel zich ook bevindt, hij zal altijd en overal
slechts pijn hebben, die nooit een enkel moment ophoudt. Een soort lichtloos
vuur dat altijd brandt, foltert deze zielen en zij worden nooit geheel verteerd,
noch dooft het vuur ..."
Liefde is ook een
geestelijk vuur, bedoeld om er anderen mee te verwarmen. Als je datzelfde vuur
op jezelf richt
in zelfzucht, dan verteert het je. Dat is wat er in eerste instantie in de hel
gebeurt: zelfvernietiging. Wie gedurende zijn leven op aarde ervoor kiest
om niets met Jezus te maken te hebben, zal na het aardse leven vanzelf op de
plaats van zijn keuze uitkomen. Op aarde wordt niemand gedwongen om met Hem te
leven,
in de wereld hierna ook niet.
Beperkte straf?
In een gelijkenis spreekt Jezus over een koning, die zijn
onbarmhartige dienaar laat folteren, totdat er genoegdoening betaald is:
"En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van
de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald.
Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder
of zuster niet van harte vergeeft." (Matteüs 18:34-35, NBV2004)
Ook in een andere gelijkenis zinspeelde Jezus op vergeldingsstraf in
het hiernamaals.
"Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de
laatste cent betaald hebt." (Matteüs 5:26, NBV2004)
Let op dat Jezus spreekt over het vrijkomen nadat de strafperiode voorbij
is. Zodra 'de laatste cent' betaald is, is de veroordeelde een vrij man.
In het volgende Bijbelgedeelte lezen we over de mogelijkheid veel of weinig
slagen te ontvangen als straf voor verkeerd gedrag.
"De dienaar die weet wat zijn heer wil, maar geen
voorbereidingen treft en niet overeenkomstig zijn wil handelt, zal veel
slagen te verduren krijgen. Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt
dat hij slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen. Van iedereen
aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand
is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden
gevraagd." (Lucas 12:47-48, NBV2004)
Al deze Bijbelgedeelten spreken heel duidelijk over straffen waar een einde
aan komt. Wat ook opvalt is dat de straf in het hiernamaals op één of
andere manier in balans is met de zondeschuld waarmee iemand is gestorven:
niet te laag en niet te hoog.
Gradaties
Op grond van de Bijbel verwacht ik ook dat er in de hel van het dodenrijk
gradaties van duisternis zijn. De apostel Judas schreef over dwaalleraren dat
zij een extra hoge straf kunnen verwachten:
"... Voor hen is de donkerste duisternis voor eeuwig
weggelegd." (Judas 1:13, NBG1951)
Deze gedachte wordt ook bevestigd door wat Soendar Singh
hierover schreef:
"In het duistere gedeelte van de wereld der geesten, die men hel
noemt, zijn veel graden en plaatsen, en die speciale graad of plaats waar de
ziel lijdt, hangt af van de mate en de aard van zijn zonden."
In Lucas 8:31 en Openbaring 9:1-2 wordt gesproken over de meest verdorven plaats waar
demonen thuishoren. Die plaats wordt in Bijbelvertalingen een 'afgrond' genoemd
of een 'bodemloze put'. Het is ook een soort
hoofdkwartier van de meest boosaardige
demonische wezens (Openbaring 11:7). In dat afschuwelijke gebied zijn dus
waarschijnlijk duistere en minder
duistere gedeelten, diepere en minder diepere gedeelten. Daarom stel ik me
voor dat de strafplek verschrikkelijker is naarmate men er dieper in zit.
Zoals we gezien hebben is de hel in het dodenrijk de plaats in de geestelijke
wereld, waar de veroordeelden verblijven tot het
laatste oordeel. Het is dus een tijdelijke
verblijfplaats. Hoe tijdelijk? Moeten mensen die 3000 jaar geleden gestorven
zijn er 3000 jaar langer doorbrengen dan iemand die er vandaag heen gaat?
Hierop valt het volgende te zeggen. Het dodenrijk maakt deel uit van
de geestelijke wereld, waar geen tijd bestaat zoals hier op de aarde.
De apostel Petrus illustreert dat met het volgende voorbeeld:
"Eén ding echter, geliefden, mag u niet ontgaan:
voor de Heer is één dag als duizend jaren en duizend jaren
als één dag." (2 Petrus 3:8, WV2012)
Als het gaat om het uitzitten van straf in het dodenrijk, dan kan
een bepaalde tijd door de ene persoon als veel langer of veel korter worden
ervaren dan door de andere persoon. Daarmee kan iedereen precies
de vereiste hoeveelheid straf ontvangen. God is rechtvaardig en Hij zal
niemand langer straf laten ondergaan dan nodig is.
Schuld volledig afgelost in de hel van het dodenrijk?
Omdat de Bijbel spreekt over gradaties van straffen en van eindige straffen
in het hiernamaals, en omdat er
na hun verblijf in de hel van het dodenrijk nog een tweede
moment van beoordeling komt (het laatste
oordeel) kunnen we niet uitsluiten dat er mensen zijn die daar hun volledige
straf hebben uitgezeten.
De Bijbel zegt niet dat er in de hel van het
dodenrijk een mogelijkheid
tot inkeer bestaat, maar ontkent het ook niet. Wel is zeker dat er mensen in de hel van het dodenrijk zijn
die ook na deze strafperiode níét tot inkeer komen. Dat zijn de
mensen die de zonde van harte liefhebben en zich definitief
hebben afgesloten voor God, zoals destijds de farao van Egypte die
zich steeds meer verhardde, totdat inkeer eenvoudigweg geen optie meer was.
Vergeet niet dat de Bijbel ons vertelt dat er na het
laatste oordeel op de nieuwe aarde twee categorieën mensen zullen zijn:
degenen die behoren tot de Bruid van Jezus (ware gelovigen onder het Oude en Nieuwe Verbond)
en overige volken. Wie eenmaal in de hel van het dodenrijk terecht is gekomen,
zal naar mijn mening nooit tot de Bruid kunnen behoren. Wel houd ik graag de
mogelijkheid open dat een deel van hen bij het Laatste
Oordeel wordt vrijgesproken en op de nieuwe aarde zal wonen.
Conclusie
Al met al wil ik graag alle opties openhouden die de Bijbel
ook open houdt. Onze kennis over het hiernamaals en zeker
over de bestraffing van mensen
en over de mate van bestraffing is heel beperkt. Ook weten wij niet op
welke manieren onze soevereine God zijn genade wil toepassen.
Eén ding is zeker: God zal nooit meer straffen dan nodig is, want dat zou
onrechtvaardig zijn, en dat is ondenkbaar voor God. Verder lees ik in
de Bijbel dat Gods genade verder reikt dan zijn toorn:
"Zijn woede duurt een oogwenk, zijn liefde een
leven lang ..." (Psalm 30:6, NBV2004)
"Hij straft ons niet naar onze zonden, hij vergeldt
ons niet naar onze schuld." (Psalm 103:10, NBV2004)
Reden genoeg om niet onnodig rigoureuze stellingen te poneren
over het naar de hel gaan van allerlei mensen. Maar de Bijbel laat naar mijn mening
ook geen ruimte voor de opvatting van alverzoening. Dat is de bewering dat mogelijk
ALLE mensen vroeg of laat het eeuwige leven zullen ontvangen.
Zie hoofdstuk 'Nieuwe
wereld' over het 'laatste oordeel' en
de 'Hel in de vuurpoel', de ultieme strafplaats
voor verstokte zondaars.
Einde hoofdstuk: 9.1. Hiernamaals