9.6.3. Hel in de vuurpoel

In tegenstelling tot de hel in het dodenrijk is de hel in de vuurpoel (Gehenna) de definitieve, eeuwige strafplaats waar de satan en zijn demonen letterlijk in een HEL zullen leven, en waarin ook de mensen worden geworpen die bij het laatste oordeel veroordeeld zijn.

Het woord Gehenna is afgeleid van het dal van Hinnom, ten zuiden van Jeruzalem, waar in de tijd van de koningen Achaz en Manasse (1 Koningen 11:7; 2 Koningen 23:10) mensenoffers werden gebracht aan de heidense god Moloch. Zo werd deze vallei het symbool van eeuwige straf in het hiernamaals.

Demonen en de vuurpoel

In eerste instantie is de vuurpoel bestemd voor de satan en zijn demonen.

"Het beest werd gevangengenomen, samen met de valse profeet die in zijn bijzijn tekenen had verricht, waardoor hij iedereen had misleid die het merkteken van het beest droeg en zijn beeld aanbad. Levend werden ze in de vuurpoel met brandende zwavel gegooid." (Openbaring 19:20, NBV2004)

"En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid." (Openbaring 20:10, NBV2004)

In deze tekstgedeelten wordt gesproken over vuur en zwavel. Dat is beeldtaal waarmee een vergelijking wordt gemaakt met de vernietiging van Sodom en Gomorra (Genesis 19:24). De demonen weten dat dit hun toekomstige verblijfplaats is. Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat demonen zeiden toen Jezus een bezeten man ontmoette met het doel hem van dit tuig te bevrijden:

"En zie, zij riepen: Jezus, Zoon van God, wat hebben wij met U te maken? Bent U hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd?" (Matteüs 8:29, HSV2010)

In het Nieuwe Testament lezen we dat Jezus gesproken heeft over de Gehenna en dat is hetzelfde als de vuurpoel zoals die in het Bijbelboek Openbaring wordt genoemd. Jezus noemt een 'onuitblusbare vuur' (Marcus 9:43), een plaats van eindeloze ellende en pijn. In Bijbelboek Openbaring lezen we:

"De rook van die pijniging zal opstijgen tot in eeuwigheid ..." (Openbaring 14:11, NBV2004)

De Bijbel geeft geen aanleiding te denken dat Jezus ook is gestorven voor de satan en de andere gevallen engelen (Hebreeën 2:16). Zij hebben immers de glorie en goedheid van God van dichtbij kunnen zien. Ondanks dat hebben zij bewust tegen Hem gekozen: een keuze voor het kwade en opstandigheid tegenover God. Dit is een onvergeeflijke zonde en dus is voor hen de ergste straf weggelegd.

Een vreselijke plaats

De Bijbel vertelt ons niets concreets over de omstandigheden in de vuurpoel. Begrippen als vuur, rook en zwavel hebben allemaal met vernietiging en verbranding te maken. Ze kunnen ook betrekking hebben op een wanhopig geestelijk lijden.

Jezus sprak meer over de hel in de vuurpoel dan de schrijvers van de brieven in het Nieuwe Testament. Hij deed dit ongetwijfeld omdat Hij mensen wilde waarschuwen om niet zó te leven dat ze daar terecht zouden komen. Jezus noemde de vuurpoel 'het onblusbare vuur' (Marcus 9:43) en de plaats 'waar de wormen blijven knagen en het vuur niet dooft' (Marcus 9:48). Dus een plaats van wroeging en doorgaande ontbinding. Een plaats zonder enige hoop op iets beters. Een plaats van ultieme donkerheid en leegheid, de pijnlijke afwezigheid van God en zijn zegeningen die ze tijdens hun leven hebben afgewezen.

Tweede dood

'De dood' kan beschouwd worden als een macht van de satan tegenover mensen. Deze doodsmacht zal vernietigd worden in de vuurpoel, die ook wel de plaats van de tweede dood wordt genoemd.

"Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel." (Openbaring 20:14, NBV2004)

De satan is dan definitief overwonnen door de God van het leven. Het dodenrijk houdt hiermee ook op te bestaan. De vuurpoel betekent het absolute einde voor dood en dodenrijk.

Het is een vaststaand Bijbels gegeven dat er ook mensen in de vuurpoel worden geworpen. Het zijn degenen die bij het laatste oordeel veroordeeld zijn tot de tweede dood.

"Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden ... Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid." (Openbaring 20:12, 15, NBV2004)

Dit is een weerzinwekkend Bijbelgedeelte. Ik houd van de Bijbel, maar bij het lezen hiervan krimpt mijn hart in elkaar.

"Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.' (Openbaring 21:8, NBV2004)

"Buiten is de plaats voor de honden die zich bezighouden met toverij en ontucht, met moord en afgodendienst, voor iedereen die de leugen koestert en ernaar handelt." (Openbaring 22:15, NBV2004)

Vooral die laatste uitdrukking vind ik erg veelbetekenend. De vuurpoel is dus vooral voor mensen die de zonde liefhebben, die bewust ervoor gekozen hebben om in zonde te leven omdat ze daar nadrukkelijk een behagen in hebben.

Eindige of eindeloze straf

Het is voor ons moeilijk te begrijpen dat er zoiets is als een eindeloze straf. Is het rechtvaardig van God om mensen die eindige zonden hebben bedreven te straffen met een eindeloos verblijf in de ergst denkbare strafplaats? Zeker tegen de achtergrond van Bijbelgedeelten zoals:

"Liefdevol en genadig is de HEER, hij blijft geduldig en groot is zijn trouw. Niet eindeloos blijft hij twisten, niet eeuwig duurt zijn toorn. Hij straft ons niet naar onze zonden, hij vergeldt ons niet naar onze schuld." (Psalm 103:8-10, NBV2004)

Naar mijn mening gaat het in een Bijbelgedeelte als dit over vergeeflijke zonden van mensen die corrigeerbaar zijn, bij wie correctiestraffen zouden kunnen helpen. Maar er zijn ook onvergeeflijke zonden. Dat zijn uitingen van een door en door verdorven levenshouding waardoor mensen met geen mogelijkheid kunnen opbrengen om zich tot God te keren of om naar zijn wil te leven. Zij zijn een grens gepasseerd waarbij bekering niet meer mogelijk is. Dat zijn de diehards onder de zondaars en die gaan de tweede dood tegemoet. Zij zouden op de nieuwe aarde alleen maar ellende veroorzaken en Gods nieuwe schepping verzieken.

Zie meer daarover in onderwerp 'Onvergeeflijke zonde' in hoofdstuk 'Omgaan met zonden'.